20/09/2024
Van de Hospita en de Zenmonnik
We bevinden ons in het oude Japan. Een niet onbemiddelde weduwe liet achterin haar tuin een hut bouwen. Een kluis voor de jonge zenmonnik, amper twintig. Laten we hem Donin noemen. Hij kreeg niet alleen gratis onderdak, ze voorzag ook in al zijn basisbehoeften. Hij hoefde dus niet dagelijks een bedeltocht te ondernemen om zijn kostje bijeen te schooien, zoals gebruikelijk in de zen-kloosters. Zelden of nooit verliet Donin de tuin; hij bracht zijn lange dagen door met zen-meditatie en het bestuderen van de boeddhadharma. Na vijfentwintig jaar wou de hospita, die inmiddels 75 jaar geworden was en haar einde voelde naderen, wel eens weten hoe het zat met het inzicht van haar kostganger. Welke diepe inzichten had haar muurstaarder verworven? In hoeverre had zijn beoefening hem getransformeerd? Hoe kon ze hem testen? Uiteraard kon ze hem vragen stellen, maar antwoorden zijn slechts woorden en Donin was erudiet en kon het ook nog eens goed uitleggen. Ongetwijfeld zou hij haar het juiste voorgekauwde zen-antwoord kunnen geven en dan was ze niets wijzer. Bovendien had zen het niet zo begrepen op woorden en al zeker niet om de Grote Vragen te beantwoorden. Ze moest het dus anders aanpakken. Dan had ze een prima idee, een echt zen-idee, al zegde ze het zelf.
Ze trok naar de stad en huurde daar de mooiste, duurste en meest ervaren geisha. Niet zoân gedistingeerde gecultiveerde gezelschapsdame, maar eentje van de vleselijker aanpak, eentje âvan de stielâ. De hospita legde haar uit wat van haar verwacht werd. Ze moest de celibataire monnik verleiden om zo zijn inzicht in de dharma testen. In haar loopbaan â eerder een ligbaan, als je ât mij vraagt - had de geisha al veel gekke wensen van klanten moeten inwilligen, maar dit was nieuw voor haar. Fluitje van een cent, dacht ze. Geen man weerstond ooit mijn kunsten en bij zoân uitgehongerde monnik zal het al voorbij zijn voor het goed en wel begonnen was, dacht ze. Ze vergezelde de hospita naar huis en werd aan Donin voorgesteld. Eenmaal alleen met hem hoefde ze enkel maar te doen wat ze gewoon was te doen. Ze manoeuvreerde de monnik naar zijn legerstede, stripte teasend al haar kleren uit en schoof naast hem in bed. Haar hartstochtelijke kussen en strelingen sorteerden geen effect. De geisha haalde het onderste uit haar trukendoos, maar zonder resultaat. De zenzitter bleef er totaal onbewogen bij. Zijn toch nog relatief jonge jongeheer kon bezwaarlijk een geestdriftig verenigingslid genoemd worden. Het werd een gĂȘnante vertoning, of beter, een non-vertoning. Donin wou zichzelf Ă©n de geisha verontschuldigen, haar duidelijk te maken dat âhetâ niet aan haar lag. Als monnik had hij zich nu eenmaal aan de celibaatsregel te houden, wat hem geen moeite meer kostte. Jaren zazen hadden hem immers een perfecte zelfbeheersing opgeleverd. Hij was het aan zijn status verplicht om zen klinken, vond hij, dus improviseerde hij toen deze woorden : âEen dorre boom, op een kale rots, in de winter. Nergens is er enige warmte.â Daarop stapte de geisha uit bed, trok haar kleren weer aan, zocht de hospita op en bracht verslag uit van haar wedervaren. Dat ze werkelijk alles had geprobeerd, every trick in the Ka*****ra, maar dat de monnik er steenkoud onder bleef. Ze citeerde ook Donins zen-gedicht over die dorre boom, de kale rots, de winter en de kou. Hospitaâs gezicht liep zo rood aan van woede dat de geisha even vreesde dat ze onwel zou worden. âEn zeggen dat ik die nietsnut, die klaploper, die uitvreter, die g*tzitter, vijfentwintig jaar heb onderhouden !!â, schreeuwde ze. Met forse schreden beende ze naar de hut, stak âm in de fik en schopte de zenmonnik de straat op.â
Zoals elk goed zen-verhaal, zet ook dit verhaal ons op het verkeerde been. Dachten we niet allemaal dat Donin er goed aan deed om aan de verleiding te weerstaan? Bewonderden we niet stiekem zijn ijzeren zelfdiscipline? Zetten we geen vraagtekens bij het bizarre idee van de hospita om een dharma-test van dĂt genre op te zetten? Hadden we geen morele bedenkingen bij de haar keuze voor een prostituee? Donin deed alles volgens de regels en toch faalde hij. Waarom viel hij door de mand? Hij liet toch zijn gelofte van kuisheid primeren boven, in het beste geval, een half uurtje vluchtig plezier. Moest hij daarvoor niet eerder beloond dan gestraft worden? Vinden we niet dat hij slaagde in de test? Ik kan natuurlijk niet in het hoofd van de hospita kijken, maar zou het kunnen dat de wijze vrouw haar kostganger eruit gooide omdat hij niet handelde vanuit totaliteit. Zijn handelen komt niet uit zijn hele wezen voort, maar uit een deelaspect ervan dat zichzelf enkel ziet als âcelibatair monnikâ. Misschien wil hij ook beantwoorden aan het beeld dat de buitenwereld heeft van een zen-monnik en hoe die zich dient te gedragen. Donin is niet bij machte om spontaan het liefdesspel te spelen. Dat zou immers afbreuk doen van zijn imago van onberispelijke, onkreukbare zenboeddhist. Mocht hij echter âhandelen zonder te handelenâ, d.w.z. spontaan, zonder tussenkomst van ego, vanuit totaliteit, intens, in volledige bewustheid, dan is alles wat hij doet goed. Tot zover de gebruikelijke zen-uitleg.
Hoewel mijn soort verlichting eerder in kilogram op de weegschaal op de badkamer wordt uitgedrukt dan op de Schaal van Rinzai, had ik er Donin toch op willen wijzen dat zijn jarenlange zen-praktijk hem weliswaar een geweldige zelfdiscipline had opgeleverd, maar dat zijn hart onderweg versteend was. âNergens is er enige warmteâ, declameert ie, terwijl een vrouw hem liefdevol in haar armen sluit en zich aan hem wegschenkt! Tel je zegeningen, arme Donin ! Hij was duidelijk beter in zazen dan in rekenkunde. Kan het de bedoeling zijn van de zen-beoefening om in een dorre boom en een kale rots te veranderen en het leven te overwinteren? Niet dat het altijd hoeft te zomeren - zen is for all seasons - maar als de zon zich uit de wolken stript, mag je je monnikspij uittrekken en je blote bast door haar laten opwarmen. Aan deugdzaamheid beleeft men zelden deugd, toch? Vaak wordt spiritualiteit verward met ernst. Bloedige ernst, dodelijke ernst, serieuzigheid. Oude zen-verhalen â dit is er een voorbeeld van - tintelen van de humor. Paradoxale, controversiĂ«le, vaak schokkende verhalen kleurden van oudsher zen, zeker in het oude China. In Japan werd er al een stuk minder gelachen. En nu, hier bij ons in ât Westen, is het zo ernstig geworden. Waar niet om gelachen kan worden, moet niet ernstig genomen worden. Dus, beste zit-zenners, we weten wat ons te doen staat als het leven â die gulle hospita - ons een presentje aanbiedt. En schuilt in dat cadeautje niet het woord âpresentâ? Laat dĂ t nu net zijn waar het in onze praktijk om gaat : aanwezig zijn.
Herman â Donin - Meirhaeghe