15/10/2025
Waar worden vitaminen, mineralen, spoorelementen in het lichaam opgeslagen?
Vitaminen zijn belangrijke voedingsstoffen voor onze gezondheid. Er bestaan verschillende soorten die we kunnen onderverdelen in twee groepen: wateroplosbare en vet oplosbare vitaminen.
Vitaminen zijn belangrijk voor de gezondheid, omdat ze nodig zijn voor allerlei processen in het lichaam, zoals de stofwisseling, de ontwikkeling en de groei.
We kunnen vitaminen niet of onvoldoende zelf aanmaken. Sommige vet oplosbare vitaminen kan ons lichaam echter wel zelf aanmaken, bijvoorbeeld vitamine D (door zonlicht) en vitamine K (in de dikke darm). Wateroplosbare vitamines kunnen we bijvoorbeeld niet zelf aanmaken.
Daarom is een gezond en gevarieerd eetpatroon wenselijk om in onze nutriëntenbehoefte te voorzien.
Hoeveel vitamines je binnen dient te krijgen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals je geslacht, leeftijd en leefstijl.
Wat zijn vet oplosbare vitaminen?
Vitamine A, D, E en K zijn vet oplosbare vitaminen. Dit betekent dat het lichaam ze het best kan opnemen als ze gecombineerd worden met vet. Daarom komen deze vitaminen vaak voor in vetrijke voedingsmiddelen zoals vis, vlees, eieren, noten en avocado.
Het lichaam kan vet oplosbare vitaminen opslaan in het vetweefsel en de lever.
Wat zijn wateroplosbare vitaminen?
De B-vitaminen en vitamine C zijn de wateroplosbare vitaminen. Ze komen voor in het vocht van voedingsmiddelen, van fruit en groenten. Wateroplosbare vitaminen kunnen vrij bewegen in het weefselvocht van het lichaam.
Deze vitaminen worden niet (met uitzondering van vitamine B12) opgeslagen in het lichaam, maar worden door het lichaam uitgescheiden via de urine.
Veruit de meeste wateroplosbare vitaminen zijn nodig bij het vrijmaken van energie uit voeding en ondersteunen zo je energieniveau. Echter hebben deze vitaminen afzonderlijk ook nog hun eigen functies in het gezond houden van ons lichaam.
Vitaminen en mineralen gebruiken verschillende opslagstrategieën. Sommige worden opgeslagen in organen en weefsels, terwijl andere onmiddellijk worden gebruikt en vaak moeten worden aangevuld.
Het opslagpatroon verklaart waarom sommige tekorten snel optreden en waarom enkele voedingsstoffen zich tot toxische niveaus kunnen ophopen bij overconsumptie.
1)Wateroplosbare vitaminen (B-complex, vitamine C) Zij circuleren meestal in het bloed en worden niet in grote hoeveelheden opgeslagen. Overtollig wordt via de urine uitgescheiden, dus een constante inname is belangrijk. Vitamine B12 is hier een opvallende uitzondering en wordt jarenlang in de lever opgeslagen.
Voorbeeld: een paar weken met weinig vitamine C kan vermoeidheid en ontstoken tandvlees veroorzaken, terwijl een tekort aan B12 pas na maanden zichtbaar kan zijn omdat de leverreserves de inname bufferen.
Voorbeeld: intens zweten of diuretica kunnen de behoefte aan B-vitaminen verhogen, omdat deze oplossen en met vocht worden uitgescheiden.
2)Vet oplosbare vitaminen (A, D, E, K) Worden opgenomen met voedingsvet en opgeslagen in de lever, het vetweefsel en in mindere mate de huid.
Tekorten ontwikkelen zich langzaam en een overmatige inname kan zich ophopen. Voorbeeld: vitamine D opgeslagen in lever en vet kan helpen om de status tijdens de winter op peil te houden wanneer er weinig zonlicht is.
Voorbeeld: chronische hoge inname van vitamine A via supplementen kan zich ophopen in de lever en hoofdpijn veroorzaken.
3)Belangrijke mineralen (calcium, magnesium, fosfor, kalium, natrium, chloride, zwavel) Worden voornamelijk opgeslagen in botten, spieren en extracellulaire vloeistoffen. Ze behouden structuur en elektrische balans. Voorbeeld: ongeveer 99 procent van calcium wordt opgeslagen in het bot; een lage dieetcalcium haalt na verloop van tijd calcium uit de botreserves, waardoor de botdichtheid afneemt. Voorbeeld: magnesium wordt opgeslagen in het bot en spieren; hevig zweten of stress kan het uitputten en spierkrampen of een onregelmatige hartslag veroorzaken. Voorbeeld: natrium en chloride worden vastgehouden in extracellulaire vloeistoffen; een hoge zoutinname verhoogt het extracellulaire volume en kan de bloeddruk verhogen bij zoutgevoelige mensen.
4) Sporenelementen (ijzer, zink, koper, selenium, jodium, mangaan, chroom, molybdeen, fluoride) woerden in kleine hoeveelheden opgeslagen in specifieke plekken.
Voorbeeld: ijzer wordt opgeslagen als ferritine in de lever, milt en beenmerg; een laag ferritine gehalte vermindert de productie van rode bloedcellen en veroorzaakt vermoeidheid.
Voorbeeld: jodium concentreert zich in de schildklier om schildklierhormonen te maken; een lage jodiuminname vertraagt de stofwisseling en kan de schildklier vergroten. Voorbeeld: zink wordt verdeeld over de huid, alvleesklier en hersenen; een laag zinkgehalte belemmert wondgenezing en vermindert smaak en reuk.
5)Choline en andere wateroplosbare voedingsstoffen. Choline wordt opgeslagen in de lever en verwerkt in fosfolipiden en acetylcholine. Voorbeeld: onvoldoende choline verhoogt het risico op een vette lever en kan het geheugen beïnvloeden omdat het lichaam niet genoeg kan synthetiseren om aan de behoeften van veel mensen te voldoen.
Wateroplosbare vitaminen worden snel gebruikt en hebben regelmatige inname nodig.
Vet oplosbare vitaminen en veel mineralen kunnen langer worden opgeslagen, wat een tekort vertraagt, maar het risico op ophoping bij overmatige suppletie vergroot.
De lever, bot, spieren, vet en schildklier fungeren als de opslagplaatsen van het lichaam, waarbij vrijgeven of opslaan wat de hersenen en weefsels nodig hebben.
Bronnen: William Walace Ph.D. en Vitakruid.nl