Broeder Sjuul

Broeder Sjuul Broeder Sjuul is een pagina waarmee ik een inkijkje geef in mijn werk als zorgverlener en als mens

This Is my Life, een blog over het leven van vandaag... het leven van mij als blogger maar ook het leven van iemand die zomaar over straat wandelt...

Mijn eigenste vlinder. Hij is weggefladderd!Dank allemaal voor jullie liefde en betrokkenheid! Dit was voorlopig mijn la...
28/09/2025

Mijn eigenste vlinder. Hij is weggefladderd!

Dank allemaal voor jullie liefde en betrokkenheid!

Dit was voorlopig mijn laatste bericht, zodat de familie en ik ons kunnen richten op het afscheid deze week! ❤️

Lieve allemaal,Vannacht hebben we het moeilijkste besluit moeten nemen dat er in een mensenleven bestaat. Omdat liefde o...
26/09/2025

Lieve allemaal,

Vannacht hebben we het moeilijkste besluit moeten nemen dat er in een mensenleven bestaat. Omdat liefde ook loslaten is!
Sander zal gaan overlijden.

Ik kan jullie niet genoeg bedanken voor alle lieve steun, de wensen en de kracht die jullie berichtjes met zich meebrengen. Dit bericht is voor jullie allemaal.

De komende tijd wil ik bij Sander zijn. De jongen met zijn blauwe ogen, zijn rust, zijn eindeloze liefde voor alles en iedereen om zich heen. Mijn grootste liefde.

Ik vraag jullie om ons nu even de rust en de ruimte te geven, zodat wij dit laatste stuk samen met hem kunnen lopen.

Houd hem in gedachten, steek een kaarsje aan, en weet dat hij nooit vergeten zal worden.

'Ik zal je zien, in iedere gehakkelde aurelia, je bent mijn vlinder die fladderen door mijn herinneringen en door mijn leven'

Lieve allemaal,Gisteren kwam voor mij de zon even niet meer op.Een heel belangrijk persoon in mijn leven is met spoed op...
23/09/2025

Lieve allemaal,

Gisteren kwam voor mij de zon even niet meer op.
Een heel belangrijk persoon in mijn leven is met spoed opgenomen. En dit keer niet als broeder aan het bed, maar als naaste stond ik er, machteloos, zoekend, hopend dat het goed zou komen.

Het voelt gek om dit te schrijven, want normaal deel ik verhalen vanuit mijn werk. Maar nu zit ik aan de andere kant. Nu ben ik niet de zorgverlener, maar de partner. En geloof me: dat is een heel ander soort spanning.

Ik word aan alle kanten gesteund door de mensen die dichtbij me staan, en dat is een enorme troost. Maar ik moet eerlijk zijn: schrijven lukt me nu even niet. De woorden voelen te zwaar, de emoties te groot.

Daarom vraag ik jullie: steek een kaarsje aan.
Denk even aan mij en mijn partner. En denk vooral ook aan de mensen van het Radboud, die erger hebben kunnen voorkomen. Want dankzij hen is er nog hoop.

Ik kom terug met verhalen, dat beloof ik. Maar nu even niet.
Nu ben ik geen broeder.
Nu ben ik gewoon iemand die zijn partner bij staat in deze moeilijke strijd! .

De holding. Dat kleine wereldje vóór de operatiekamer waar de spanning zó dik in de lucht hangt dat je hem bijna kunt sn...
22/09/2025

De holding. Dat kleine wereldje vóór de operatiekamer waar de spanning zó dik in de lucht hangt dat je hem bijna kunt snijden. Hier ligt een patiënt met grote ogen naar het plafond te staren, handen die net iets te hard de lakens vasthouden.

Ik herinner me haar nog goed: een vrouw van in de vijftig, ingeschreven voor een buikoperatie.
Ze probeerde stoer te lachen, maar haar ogen hebben alles verraden.
Ik pakte haar hand vast, gewoon even, en zei: “U bent niet alleen.”
Ze kneep terug, en dat was ons hele gesprek.

Daarna begint het ritueel dat zo klinisch lijkt en toch zo menselijk is.
De operatiekamer voelt altijd een beetje als Schiphol. Op de schermen staat een schema dat niet onderdoet voor een departures board: welke operatie vertrekt, welke aankomt, welke zich in het tussenland begeeft en dus nog onderweg is. Alles strak gepland, iedereen op zijn plek.

En dan dat team. Chirurg, anesthesie, ok assistent, omloop. Rustig, geconcentreerd, alsof ze dit al duizend keer deden. Maar achter die maskers zie je de routine die vertrouwen geeft: hier weten ze wat ze doen.

Ik mocht daar rondlopen, officieel als loopjongen, telefoon aannemen, iets naar pathologie brengen. Maar ik mocht ook kijken, over de schouder van de chirurg, via de robotcamera. Ik zag hoe precisie en technologie samen een mens weer een kans gaven. En ja, ik heb de chirurg ook die ochtend in zijn rode onderbroek gezien. Dat schept toch een band 😉.

Uren later, terug op de uitslaapkamer.
Daar lag ze weer, dezelfde vrouw, een beetje bleek, ogen half open. Het eerste wat ze kreeg was geen groot medisch wonder, maar een simpel waterijsje. En hoe ze dat aannam, alsof het de grootste beloning van haar leven was. Het koude zoet op haar lippen, het bewijs dat ze er nog was.

Ik keek toe en dacht: dit is het.
Dit is waarom die holding zo spannend is, waarom dat Schiphol-bord vol operatiecodes meer betekent dan letters en cijfers.
Omdat achter elke “departure” en “arrival” een mens ligt. Met een verhaal, met een angst, met een opluchting.

Toen ik laatst een programma over het AvL keek, hoorde ik woorden waarvan ik dacht: ja, zo voelt het. De spanning, de precisie, de menselijkheid.

Ik ben dankbaar dat ik even deel mocht zijn van dat eiland.
Dankbaar dat ik naast haar stond toen ze bang was, en dat ik later kon zien hoe een waterijsje haar weer even mens maakte.

Op dat eiland gaat het niet om vliegtuigen.
Maar om mensenlevens.

Reablement: niet iedereen, wél NolDe makkelijkste weg na alle reacties op mijn vorige blog zou zijn om te zeggen dat ied...
19/09/2025

Reablement: niet iedereen, wél Nol

De makkelijkste weg na alle reacties op mijn vorige blog zou zijn om te zeggen dat iedereen die kritiek had een stel verzuurde chagrijnen zijn. Maar dat is te simpel. Kritiek is vaak meer dan woorden: het zegt iets over pijn, ervaringen, littekens. En soms komt dat er niet zo netjes uit.

Zo kreeg ik een reactie van een mevrouw die mij letterlijk toewenste dat ik later aan mijn lot overgelaten zou worden. Omdat ik dan pas zou voelen hoe ellendig dat is.
Mijn tip aan haar: zoek hulp. Want als je zoiets schrijft, dan zit daar meer achter dan mijn woorden. Dan raakt het aan een trauma of een ervaring die veel dieper zit.

Maar laat me uitleggen waarom ik doe wat ik doe.

Ik geloof in reablement.
Dat is geen toverwoord, geen modieuze trend, maar een manier van werken die draait om één ding: zelfstandigheid teruggeven.

Zelfstandigheid is waardigheid. Zelf dingen kunnen doen, hoe klein ook, geeft mensen grip op hun eigen leven. En wie dat verliest, verliest vaak ook een stukje identiteit.

Reablement is daarom oefenen, stimuleren, confronteren. Soms ruzie maken. Soms een duw geven in plaats van een kussen eronder leggen.

Neem Nol.
67 jaar, heupoperatie achter de rug, echte Rotterdammer (of beter gezegd: een rotterdrammert). Hij wilde dat ik zijn rug ging wassen. Terwijl er, op nog geen 20 centimeter afstand, een badspons op een stok hing.

Ik vroeg hem hoe hij dat vóór de operatie deed.
Antwoord: “Nou, niet. Of met die stok.”
En toch wilde hij dat ik het deed.
Zijn redenering: “Daar ben jij toch voor?”

En daar begon de discussie. Of beter: de ruzie. Want ik ben voor veel dingen, maar niet om mensen moedwillig afhankelijk te houden van iets wat ze zelf kunnen.

Mijn afweging was helder:

Nol had geen beperking in zijn armen of handen.
De operatie ging over zijn heup, niet over zijn “klauwen”.
Er was een hulpmiddel aanwezig.
En bovenal: ik wist dat hij het kón.

Dus zette ik in op reablement.
En ja, Nol bromde en mopperde. Hij wilde jonge meiden die deden wat hij zei. Nou, die kreeg hij — maar dan eentje die recht voor z’n raap was en zich de kaas niet van het brood liet eten. En binnen een week deed Nol het weer zelf. Zijn rug wassen, zijn tenen, en wij kwamen alleen nog voor de wondzorg.

Maar… en dit is belangrijk: niet iedereen komt in aanmerking voor reablement.

Want stel je voor:

Iemand met vergevorderde dementie. Hoe ga je oefenen als iemand de handeling vijf minuten later weer vergeten is?

Een cliënt in de laatste fase van kanker, die uitgeput in bed ligt. Dan ga je niet pushen om zelf uit bed te komen, dan is comfort belangrijker dan zelfstandigheid.

Iemand met een ernstige spierziekte als ALS, die letterlijk de kracht niet meer heeft om een vork vast te houden. Dan is stimuleren zinloos en soms zelfs pijnlijk.

Of iemand met ernstige psychiatrische problematiek, bij wie druk tot zelfstandigheid juist extra stress en ontregeling veroorzaakt.

Daar gaat het niet om “zelf doen”. Daar gaat het om ontzorgen, ondersteunen, comfort geven.

En dat is precies de kern: reablement is altijd maatwerk.

Het is niet: iedereen moet alles zelf doen. Het is: kijken naar wat iemand kán, wat iemand wíl en wat iemand nog mag leren. Bij Nol werkte het, omdat hij fysiek en mentaal in staat was om het weer op te pakken. Bij een ander zou het respectloos zijn om dat te vragen.

Zorg is dus geen alles-of-niets-verhaal. Het is kijken, wegen, beslissen. Elke keer opnieuw.

Dus nee, ik laat niemand aan hun lot over.
Maar ik laat mensen ook niet onnodig achteroverleunen, want afhankelijkheid kan net zo slopend zijn als een ziekte.

Bij Nol was het een badspons op een stok. Bij iemand anders kan het weer zelf leren traplopen zijn. Of zelf hun medicatie klaarzetten.
En soms is het gewoon: handen vasthouden, zorgen overnemen, iemand dragen in hun laatste stukje leven.

Dat is reablement. Dat is zorg.
En dat is altijd maatwerk.

17/09/2025

Je bent voor, of je bent tegen. Maar de zorg van 20 jaar geleden is er niet meer en we moeten een andere kant op.v
Ik geloof dat we mensen moeten stimuleren om weer zelfstandig te worden. Natuurlijk binnen de grenzen van wat iemand kan, maar altijd met dat doel voor ogen. Want eerlijk is eerlijk: zorg is geen hotelservice. Het is geen luxe arrangement waar alles voor je uit handen wordt genomen. Zorg is bedoeld om mensen sterker te maken, niet afhankelijker.

Nou, laatst had ik daar een mooie botsing over met Nol.
Nol is 67 lentes jong, een rasechte Rotterdammer, of in dit geval beter gezegd: een rotterdrammert. Hij kwam in zorg na een heupoperatie.

Dus daar sta ik, in een badcel die zo klein is dat je er nog net kunt ademen, met damp op de muren. Nol kijkt me aan en zegt: “Jij moet mijn rug wassen.”
En wat hangt er op nog geen 20 centimeter van hem vandaan?
Juist. Een badspons op een stok.

Ik slik en langzaam start mijn draadloze steelstofzuiger (want een bezem is nogal ouderwets), plak een wrat op mijn neus en transformeer in The Wicked Nurse of the Southwest.

En ik vraag hem:
“Hoe deed u dat voor de operatie dan?”
Zijn antwoord:
“Nou, niet. Of met die stok.”
En daar moest ik even van bijkomen.
Want laten we wel wezen: hij is aan zijn heup geopereerd, niet aan zijn handen. Zijn Rotterdamse werkklauwe doen het nog prima, wat is er gebeurd met 'niet lullen maar poetsen.'

Toen begon de discussie.
Of beter gezegd: een flinke ruzie. Nol vond dat ik daarvoor was. “Jij bent toch de zorg? Dan moet jij dat doen.”

Nee Nol. Zo werkt het niet.
Want hoe meer ik voor hem ga doen, hoe meer hij gaat gaat verwachten. Als ik nu zijn rug ga wassen, doe ik het morgen weer, en over een maand kan ik hem van top tot teen douchen. Zo sluipt afhankelijkheid erin. Niet omdat hij niks meer kan, maar omdat wij het hem afnemen.

Ik zei hem dat ook. “Als ik vandaag jouw rug was, sta ik over een jaar hier nog. Niet omdat je niks zelf kan maar omdat jij jezelf hebt laten kisten door gemak!"

Hij bromde terug: “Dan stuur je maar van die jonge meiden, die doen toch wat ik zeg.”

Nou, wat je wil kan je krijgen, Nol.

Dus ik stuurde een jonge meid met meer pit dan menig kerel. Zo eentje die niet onder de indruk is van gemopper en die je recht in je gezicht zegt dat hij zijn rug zelf gaat wassen.

En wat denk je?
Binnen een week deed hij het zelf weer, met die stok! Zo stond hij zijn eigen rug te schrobben, waste hij zijn tenen met een tenenwasser en kon hij na twee maanden uit zorg, hij mopperde nog steeds, maar bedankte mij voor die schop onder zijn Rotterdamse achterste!

Ik kom hem nog wel eens tegen op het terras in Rotterdam, we drinken dan samen wat en met wie hij daar ook zit. Hij verteld altijd het verhaal dat ik een kl****ak ben, maar wel een kl****ak die weet hoe het leven werkt! En daar ben ik stiekem best heel trots op!

En dat is precies waarom ik zo geloof in zelfstandigheid.
Omdat het iemand zijn waardigheid teruggeeft. Omdat je voelt dat je iets zelf nog kunt, in plaats van afhankelijk te worden van de hand van een ander. Elke keer dat iemand iets zelf doet, hoe klein ook, is dat een overwinning. Een bewijs dat ze nog grip hebben op hun eigen leven.

Zorg gaat niet om het overnemen van alles. Zorg gaat om het teruggeven van wat iemand zelf kan!

De ontelbare ritjes naar huisIk heb al ontelbare keren de weg naar huis gereden. Niet alleen kilometers op asfalt, maar ...
15/09/2025

De ontelbare ritjes naar huis

Ik heb al ontelbare keren de weg naar huis gereden. Niet alleen kilometers op asfalt, maar ook duizenden gedachten, emoties en gesprekken die ik met mezelf voerde. En die ritten maakte ik niet in zomaar een auto, maar in mijn vier trouwe metgezellen die elk hun eigen karakter hadden.

De eerste was ons Grad.
Grad was geen auto, Grad was een overlever. Elke bocht kraakte, de ramen besloegen sneller dan je ze kon ontwasemen en de radio werkte alleen als je hem op precies de goede manier sloeg. Maar Grad bracht me overal. Van ochtenddiensten in de regen tot nachtdiensten waar ik met slaperige ogen weer instapte. In Grad heb ik gevloekt, geschreeuwd, gelachen en gehuild. Hij was een rijdend dagboek dat alles hoorde en nooit iets terug zei.

Toen kwam het vliegtuig.
Geen Boeing 747, maar zo voelde het wel. Groot, log, een soort bakbeest op wielen. Ik dacht dat ik de hele wereld aankon toen ik erin reed. Elke rit was een vlucht, hup de snelweg op, muziek hard, gevoel van onoverwinnelijkheid. Totdat ik besefte dat hij meer brandstof vrat dan ik aan koffie tijdens een dubbele dienst. Het vliegtuig was een fase, een periode van groot doen, terwijl ik zelf vaak te moe was om groot te voelen.

Daarna was er de straaljager.
Strak, snel, altijd haast. Je hoefde het gaspedaal maar aan te kijken en je vloog vooruit. En daar zat ik dan, na nachtdiensten waarin ik overlijdens had meegemaakt, gesprekken had gevoerd die me nog dagen bijbleven, en emoties had ingeslikt die niemand zag. De straaljager vloog wel, maar ik sleepte altijd mijn bagage mee. Hij scheurde, maar wist niks van de zwaarte op de achterbank. Toch bracht hij me thuis, elke keer weer.

En nu… nu heb ik Elliot.
Mijn huidige maatje. Geen vliegtuig, geen straaljager, maar gewoon Elliot. Degelijk, betrouwbaar, een auto die niet pronkt of piept, maar gewoon doet wat hij moet doen: me veilig naar huis brengen. In Elliot kan ik ademhalen. Soms zet ik de radio zo hard dat ik mijn eigen gedachten niet meer hoor. Soms rijd ik in complete stilte, alleen ik, het stuur en de weg. Elliot is geen show, maar stabiliteit. En misschien is dat wel precies wat ik nodig heb.

Al die ritjes naar huis, al die voertuigen met hun eigenaardigheden, hebben me iets geleerd.
Ze brachten me niet alleen van A naar B, ze brachten me van werk naar mezelf.
De auto is vaak de plek waar ik weer even alles laat zakken. Waar ik de verhalen van de dag in mijn hoofd rangschik, waar ik huil om wat ik gezien heb, of juist hard lach om een grap van een collega die maar blijft hangen.

Grad, het vliegtuig, de straaljager en Elliot. Vier voertuigen, vier fases van mijn leven, vier spiegels van wie ik toen was.

En allemaal hebben ze één ding gemeen:
Ze brachten me naar huis.
En dat, geloof me, is de belangrijkste rit van de dag.

Je vergeet het nooit meer: de eerste keer dat je iemand een injectie moet geven.Je handen klam, je hoofd vol protocollen...
12/09/2025

Je vergeet het nooit meer: de eerste keer dat je iemand een injectie moet geven.
Je handen klam, je hoofd vol protocollen, je hart in je keel.
En dan die stem van je stagebegeleider, die letterlijk in je nek staat te hijgen: “Rustig, rustig, je kan dit.”
Ja hoor, makkelijk praten, jij staat niet met een naald die langer lijkt dan een balpen boven iemands huid.

Ik weet nog dat ik dacht: als ik dit verknal, dan prik ik óf mezelf, óf de patiënt, óf allebei.
Mijn handen trilden alsof ik net drie bakken koffie achterover had geslagen, mijn ogen zo gefocust dat ik bijna scheel keek.
En ondertussen keek die arme patiënt me aan met een blik van: “Moet dit echt?”
Ja, dit moest echt.

De eerste keer voelt alsof de hele wereld toekijkt.
Alsof er een spotlight op jou en die naald staat.
En dat je begeleider elk zweetdruppeltje noteert voor in je beoordeling.
Je hoort jezelf hardop de stappen herhalen die je gisteravond in je hoofd honderd keer geoefend hebt:
“Goed ontsmetten, huid strak, 90 graden, rustig inspuiten…”
Maar vanbinnen schreeuwt er alleen een stem: DOE HET GOED DOE HET GOED DOE HET GOED.

En dan? Dat magische moment.
De naald gaat erin. Het voelt alsof je dwars door beton prikt, maar daar zit je dan. Het spuitje leeg, het gaasje erop, en… klaar.

En wat zegt je stagebegeleider?
“Nou, dat ging prima.”
Prima? Prima?! Ik heb net gevochten tegen mijn eigen zenuwen, ik heb drie jaar van mijn leven korter geleefd van de stress, en jij noemt het “prima”.

Maar eerlijk: ze had gelijk. Het was prima. Want de patiënt leefde nog, ik had niemand geperforeerd behalve de bedoeling, en ik had mijn eerste injectie overleefd.

En nu, jaren later, prik ik alsof het niets is. Handen steady, routine in mijn hoofd, soms zelfs een grapje tussendoor om de spanning bij de patiënt weg te nemen.
Maar die eerste keer? Die vergeet ik nooit.

Die eerste keer maakte me duidelijk dat fouten maken niet het einde van de wereld is, dat zenuwen erbij horen, en dat vertrouwen in jezelf soms pas komt nádat je het gedaan hebt.

Misschien is dat wel de mooiste les die ik van mijn eerste injectie heb geleerd:
We leren allemaal door te doen. Door bang te zijn, door te zweten, door te bibberen… en tóch die naald te zetten.

Er zijn een paar dingen waar ik écht slecht tegen kan.Eén: liegen.Twee: liegen over wie of wat je bent.Het was een doord...
07/09/2025

Er zijn een paar dingen waar ik écht slecht tegen kan.
Eén: liegen.
Twee: liegen over wie of wat je bent.

Het was een doordeweekse avond, ik stond in een wat te druk café, toen ineens de deur openvloog.
Een bekende kwam binnen, eentje die op de kraamafdeling werkt. Ik noem hem gekscherend altijd de 'roze wolk broeder'. Hij deelt beschuit met muisjes uit, waar ik een kaarsje aansteek.
Hij zag me en riep door de zaak: “Daar is ‘ie hoor, de broeder des doods!”

De muziek zakte even weg, mensen keken om, en ik glimlachte maar. Want ja, hij heeft gelijk. Hij staat aan het begin van nieuw leven, ik stond aan het eind van het leven van zijn moeder. Twee uitersten die elkaar toevallig in een café kruisen. We proostten, op het leven, zoals we dat vaker hebben gedaan.

Later die avond, buiten met een glas in mijn hand, raakte ik aan de praat met een jonge gast die net zijn dienst erop had zitten.
Hij zei dat hij verpleegkundige was.
Ik maakte nog een grapje: “Dan ben je goed bezig!”
En eerlijk, hij maakte indruk. Een jongen die iets zachts en vriendelijks had, iemand die meteen een gevoel van vertrouwen wekte.

Tot ik hem een paar weken later op een afdeling tegenkwam waar ik zelf aan het werk was.
Ik sloeg het rooster open en daar stond zijn naam.
Met daarachter niet verpleegkundige, maar helpende niveau 2.

En daar ging iets mis.
Niet omdat helpende minder is. Integendeel: ik heb liever een eerlijke helpende dan een verpleegkundige die niet weet wat hij doet.
Maar omdat hij had gelogen. En liegen? Daar knap ik compleet op af! Ik sprak hem erop aan, kort en zakelijk, en liet het erbij.
Maar het vertrouwen was weg. En vertrouwen is voor mij de basis.

Of je nu patiënt bent, collega, vriend of geliefde.
Als ik iemand mijn vertrouwen geef, dan mag die ander er ook vanuit gaan dat ik er voor ze ben.
Maar dat is tweerichtingsverkeer.

Misschien loog hij uit onzekerheid.
Misschien dacht hij dat hij serieuzer genomen zou worden als hij “verpleegkundige” zei.
Maar de harde waarheid is: eerlijkheid maakt je groter.
En liegen maakt je altijd kleiner, hoe mooi je het ook verpakt.

Ik blijf erbij:
Een helpende die eerlijk is, verdient meer respect dan een verpleegkundige die liegt.

Het is 23:00.De dienst zit erop.Rapportages geschreven, pieper terug in het rek, sleutels ingeleverd. De een pakt nog sn...
06/09/2025

Het is 23:00.
De dienst zit erop.
Rapportages geschreven, pieper terug in het rek, sleutels ingeleverd. De een pakt nog snel haar fiets, de ander loopt naar de auto drie straten verder, want bij het ziekenhuis zelf is nooit plek.

Mijn vrouwelijke collega’s.
Ze lachen nog, zwaaien naar me, trekken hun jas dichter om zich heen en verdwijnen de nacht in.

En elke keer denk ik hetzelfde: Stuur me alsjeblieft een berichtje als je veilig thuis bent.

Want ik weet hoe het voelt, dat stukje nacht na een dienst.
Je hebt net keihard gewerkt. Lichamelijk, maar vooral emotioneel.
Je hebt een stervende patiënt vastgehouden, een zoon gerustgesteld, een wond verbonden, een grap gemaakt om de pijn even te verlichten.
Je bent leeg, moe, en je wilt maar één ding: naar huis.

Maar in plaats van dat de nacht gewoon donker en stil is, wordt hij voor mijn collega’s een hindernisbaan.
De sleutelbos in de hand geklemd, klaar om, als het moet, te gebruiken als wapen.
De telefoon al ontgrendeld in de jaszak, want stel dat je snel moet bellen.
De route zorgvuldig gekozen: geen donker steegje, geen afgelegen pad.
Soms zelfs een schijnbaar nonchalante blik naar achteren, om te checken of er iemand loopt.

En dat, mensen, is de harde realiteit.

Voor mij als man is het zo anders.
Ik loop vaak zonder na te denken naar mijn auto, fiets een donkere straat in zonder dat mijn hartslag omhoogschiet.
Niet omdat ik sterker ben of dapperder, maar simpelweg omdat de kans dat iemand míj lastigvalt veel kleiner is.
Dat privilege is er, of ik het nu wil of niet.

En daarom vraag ik het.
Altijd.
“Laat even weten dat je veilig thuis bent.”

Niet omdat het normaal zou moeten zijn.
Maar omdat het helaas nog steeds nodig is.

En ergens vind ik dat zó krom.
Wij, zorgverleners, draaien mee in dag en nacht. Wij zijn er als de samenleving slaapt. Wij zorgen voor iemands vader, iemands kind, iemands geliefde.
Maar zodra de dienst voorbij is, moeten mijn vrouwelijke collega’s weer alert zijn. Dan begint er een tweede shift: de shift van opletten, beschermen, overleven.

En daarom zeg ik: wij eisen de nacht op.

De nacht is niet van angst.
De nacht is niet van intimidatie.
De nacht is niet van mannen die denken dat ze aan een vrouw kunnen zitten zonder toestemming.
De nacht is van mijn collega’s die om 23:00 naar huis mogen, moe maar voldaan.
De nacht is van verpleegkundigen die na een dubbele dienst eindelijk hun bed opzoeken.
De nacht is van iedereen die gewoon veilig thuis wil komen.

Tot die tijd blijf ik het vragen.
“Stuur even een berichtje als je thuis bent.”
En elke keer als er een appje binnenkomt: 'Ben er of Ik lig in bed, truste' zucht ik opgelucht.
Opgelucht dat ze veilig zijn.
Opgelucht dat de nacht dit keer níet van iemand anders was.

Maar ik hoop op een dag.
Op een dag dat mijn collega’s naar huis gaan, en dat de nacht wél van hen is.
Dat er geen sleutels in vuisten geklemd hoeven te worden.
Dat er geen berichtjes meer gestuurd hoeven te worden.

Dat ze om 23:00 naar huis gaan en het enige wat ze sturen is:
“Ik ben er. Ik ga slapen. Tot morgen.”

Ik stap de lift in.Op weg naar de vierde etage.Het kleine, rammelende dienstliftje maakt zoveel herrie dat ik me soms af...
03/09/2025

Ik stap de lift in.
Op weg naar de vierde etage.
Het kleine, rammelende dienstliftje maakt zoveel herrie dat ik me soms afvraag of dit ding niet beter verkochtkan worden aan de Disneyland voor in de Tower of Terror. Het is vroeg, ik ben alleen, en in dat kleine hokje voelt het alsof ik even alle tijd heb om mezelf klaar te maken.
Voordat de deuren open gaan, haal ik drie keer diep adem. Adem in. Adem uit. Masker op, glimlach aan.
Want wat er ook achter die deuren ligt, mijn patiënten verdienen een broeder die er stáát.

De deuren glijden open en ik stap de gang in.
Een gang die net als gisteren naar desinfectiemiddel ruikt en waar het tl-licht altijd net iets te fel schijnt.
Maar toch… iedere keer als ik door die deuren stap, weet ik: dit gebouw is meer dan beton en lampen.
Dit is een plek die volgezogen is met verhalen.

Hier hoorde Peter dat hij vader werd.
In dezelfde gang kreeg Marieke te horen dat haar borst verwijderd moest worden.
En verderop, in dat kleine kamertje aan de hoek, zat Tonnie naast het bed van haar vader. Haar grote sterke vader, haar alles. Hij ademde daar voor het laatst.

Dit is het ziekenhuis.
Een fort van staal en steen.
Maar ook een doolhof van emoties.
Voor Peter blijft dit de plek waar nieuw leven begon.
Voor Marieke is het de plek die haar confronteert met alles wat ze verloor.
En voor Tonnie zal die kamer nooit meer gewoon een kamer zijn. Het blijft de plek waar haar wereld instortte.

Je merkt het: vanaf dat moment krijgt iedereen een gekleurde bril.
Soms roze, soms blauw.
En soms pikzwart.

En ik?
Ik loop daar als broeder, tussen al die brillen door.
Ik probeer mee te bewegen.
De ene minuut ben ik schouder om op uit te huilen, de andere minuut help ik een kamer versieren met ballonnen omdat iemand jarig is.
Het contrast is zo groot dat je soms zelf amper kunt schakelen.

Ik stond ooit bij een overlijden, hand op de schouder van een zoon die zijn moeder verloor. Nog geen kwartier later stond ik in een andere kamer, waar een man net opa was geworden en met tranen in zijn ogen zijn eerste kleinkind vasthield.
En je moet het allebei aankunnen.
Je moet leren schakelen alsof je twee gezichten hebt, terwijl je maar één hart hebt dat alles moet dragen.

Soms probeer ik er licht in te brengen.
Zoals die ene keer, met een 96-jarige dame. Verward, maar o zo levendig.
Ze dacht dat de slasaus een hand crème was en had haar handen er helemaal mee ingesmeerd.
We hebben samen gelachen, ik heb haar meegenomen, en op de klanken van André Rieu hebben we een soort wals gemaakt door de kamer.
Even geen ziekenhuis, geen protocol, geen verdriet. Alleen muziek, verwarring en geluk door elkaar.

Dat zijn de momenten die je bijblijven.
En die maken dat je de volgende dag tóch weer de lift instapt.

Maar ik ben ook maar mens.
Ook mijn bril is gekleurd.
Ik heb geleerd om die soms even af te zetten, mee te kijken door de bril van de patiënt.
Hun verdriet, hun hoop, hun liefde.
En daarna, als ik de lift weer instap, zet ik mijn eigen bril weer op.
Want als ik dat niet doe, raak ik mezelf kwijt in al die verhalen.

En zo gaat de dag voorbij.
Ik doe mijn rondes, ik luister, ik troost, ik lach, ik dans.
En aan het einde van de dienst loop ik weer naar dat kleine liftje.
Zelfde herrie, zelfde muren, maar ik draag weer een paar nieuwe verhalen met me mee.
Ik druk op de knop, leun tegen de koude wand, en sluit mijn ogen.

Want hier, in dit hok van een paar vierkante meter, mag ik heel even ademhalen.
Heel even voelen wat het met míj doet.
En heel even alles van me af laten glijden, voordat de deuren weer openzwaaien.

Want dat is misschien wel de kern van zorg.
Dat we altijd opnieuw de deur uitlopen, de gang in, klaar om een stukje mee te lopen in het verhaal van een ander.
Ook als dat ons eigen verhaal weer voor altijd een beetje kleurt.

*De foto is zo'n 50 kilo geleden!

Daar zit je dan, tegenover een patiënt. Het is intake-tijd, en volgens de beroemde gezondheidspatronen van Gordon moeten...
02/09/2025

Daar zit je dan, tegenover een patiënt. Het is intake-tijd, en volgens de beroemde gezondheidspatronen van Gordon moeten we alles nalopen. Van voeding en slaap tot coping en zingeving.
Een heel lijstje, alsof je iemands hele leven in een Excel-sheet kan plempen.

En dan komt ’ie. Het punt waar je eigenlijk al zenuwachtig naar toe hebt gewerkt.
Het moment waarop je tegen een patiënt moet zeggen:
“En hoe gaat het eigenlijk met uw seksualiteit?”

Ja hoor. Alsof het de normaalste vraag ter wereld is, terwijl de ander je net drie kwartier eerder met moeite verteld heeft dat hij soms vergeet zijn medicatie te slikken en zijn buurvrouw nog steeds de was doet.

Het voelt ongemakkelijk. Voor hen, voor ons.
De een schiet in de lach, de ander kijkt je aan alsof je net vroeg of je hun internetgeschiedenis mag doorlezen.
Sommigen beginnen te fluisteren, anderen zeggen heel droog: “Daar begin ik niet over met jou.”

En tóch moeten we het doen. Want seksualiteit ís een gezondheidspatroon.
Het verandert door ziekte, door medicatie, door een lijf dat ineens niet meer doet wat je gewend bent.
En als wij er niet naar vragen, wie dan wel?

Maar eerlijk is eerlijk: ook ik vind het soms lastig.
Want hoe begin je erover bij iemand die zeer gelovig is, of voor wie intimiteit een enorm taboe is?
Dan voelt het ineens alsof je met een koevoet een deur probeert open te wrikken die al jaren potdicht zit.

De truc? Niet beginnen met porno-taal of ingewikkelde medische termen, maar gewoon menselijk blijven.
Praat over nabijheid, intimiteit, dichtbij zijn.
Leg uit dat je het vraagt omdat het invloed heeft op hun gezondheid, en niet omdat je nieuwsgierig bent.
En vraag vooral ook: “Wilt u het erover hebben?”
Want soms is de erkenning dat het mág, al genoeg.

De intake volgens Gordon is soms een worsteling.
Je doorloopt keurig je lijst, je schrijft braaf alles op, maar het mooiste gebeurt vaak op de momenten die níet in het boekje staan.
De stilte na een vraag. De blik waarmee iemand toch durft te vertellen dat ze zich niet meer aantrekkelijk voelen. Of dat aanraken spannend is geworden sinds hun lichaam veranderd is.

Dus ja, het voelt ongemakkelijk.
Maar gezondheid is meer dan bloeddruk en BMI.
En zolang we ook dat ene lastige onderwerp niet uit de weg gaan, doen we misschien precies waar zorg om draait:
Alles bespreekbaar maken, ook de dingen die niemand hardop durft te zeggen.

Adres

Ameide

Meldingen

Wees de eerste die het weet en laat ons u een e-mail sturen wanneer Broeder Sjuul nieuws en promoties plaatst. Uw e-mailadres wordt niet voor andere doeleinden gebruikt en u kunt zich op elk gewenst moment afmelden.

Contact De Praktijk

Stuur een bericht naar Broeder Sjuul:

Delen

Share on Facebook Share on Twitter Share on LinkedIn
Share on Pinterest Share on Reddit Share via Email
Share on WhatsApp Share on Instagram Share on Telegram