Broeder Sjuul

Broeder Sjuul Broeder Sjuul is een pagina waarmee ik een inkijkje geef in mijn werk als zorgverlener en als mens

This Is my Life, een blog over het leven van vandaag... het leven van mij als blogger maar ook het leven van iemand die zomaar over straat wandelt...

Lieve allemaal, even een heads-up… 💙Broeder Sjuul is een pagina.Daar kun je dus geen vriendje mee worden op Facebook, ho...
14/11/2025

Lieve allemaal, even een heads-up… 💙

Broeder Sjuul is een pagina.
Daar kun je dus geen vriendje mee worden op Facebook, hoe lief je het ook bedoelt.
Volgen kan wél! Daar ben ik al hartstikke blij mee. 🥰

En laat ik heel duidelijk zijn:
👉 Ik vraag je nooit om geld.
👉 Ik vraag je nooit om te investeren.
👉 Ik stuur je geen rare linkjes.

Met andere woorden:
Als je een bericht krijgt dat ‘Broeder Sjuul’ om geld vraagt, dan ben ik het niet... Maar één of andere digitale k***o die denkt grappig te zijn.

Wil je me helpen?
Rapporteer het nep-account!
(Maar let alsjeblieft op dat je niet míj rapporteert, want dan ben ik zelf zo meteen geblokt en zit ik hier zielig in een hoekje met een kop lauwe koffie.)

Ik ga uitzoeken of ik een blauw vinkje op de pagina kan krijgen, maar ja… dat kost een bak geld. En zoals jullie weten: Broeder Sjuul verdient geen cent met Broeder Sjuul.
Ik doe dit met liefde, niet met een salarisstrookje. 😉

Dankjewel voor het opletten, voor het volgen en vooral voor jullie warmte hier.
Liefs, Sjuul 💙

Mantelzorgers!Ze zijn er altijd. Niet omdat het moet, maar omdat hun hart dat zegt. Mantelzorgers, de stille helden van ...
12/11/2025

Mantelzorgers!
Ze zijn er altijd. Niet omdat het moet, maar omdat hun hart dat zegt. Mantelzorgers, de stille helden van alledag. Geen lintje, geen toeslag, geen rooster of nachtdienstvergoeding. Alleen liefde. Liefde in haar puurste vorm.

Ze staan op als de wereld nog slaapt. Maken ontbijt, geven medicijnen aan hun naasten, helpen bij het wassen of het opstaan. Soms met een glimlach, soms met tranen die niemand ziet. Want zorgen voor iemand die je liefhebt, dat is geen baan. Dat is een roeping waar je nooit voor hebt gesolliciteerd.

Mantelzorg is meer dan zorgen. Het is leren loslaten wat ooit vanzelf ging. Het is elke dag een stukje afscheid nemen van wat was, en tegelijk doorgaan. Het is niet opgeven, ook niet als je moe bent, als het lijf protesteert en de agenda al weken geen wit plekje meer kent.

Ik heb ze gezien, de mantelzorgers. Die met een boodschappentas in de ene hand en een rolstoel in de andere. Die even hun eigen verdriet inslikken, omdat er nog zoveel te doen is. Die alles regelen, van medicijnen tot administratie, van gesprekken met artsen tot het wassen van lakens.

En toch, midden in die zorg, is er vaak iets wat niemand ziet: eenzaamheid. Het gevoel dat je het allemaal alleen moet doen. Dat niemand echt begrijpt hoe zwaar het is om elke dag te moeten glimlachen terwijl je vanbinnen instort.

Mantelzorgers zijn geen superhelden. Ze zijn mensen van vlees en bloed. Ze raken uitgeput, huilen onder de do**he, lachen om niets omdat huilen niet helpt. Maar wat ze wél doen, is blijven staan. Steeds weer. Omdat liefde sterker is dan vermoeidheid.

Dus vandaag, voor al die mensen die zorgen, wil ik iets zeggen. Dank je. Voor je geduld, je trouw, je zachte handen en je harde werk. Voor de liefde die je blijft geven, ook als er weinig terugkomt. Voor de glimlach die je elke dag opzet, zelfs als het pijn doet.

Deze week is het de week van de mantelzorger!

Dus als je dit leest en zelf mantelzorger bent: adem even. Kijk naar wat je doet, wat je geeft. Weet dat het gezien wordt, ook als niemand het zegt. Je bent belangrijk. Onmisbaar!

En als je iemand kent die zorgt: bel, luister, breng soep of een glimlach. Want soms is dat alles wat nodig is om weer een dag vol te houden.

Aan alle mantelzorgers: jullie zijn de zachte schouders van dit land. De onbezongen melodie die dag na dag blijft klinken. En dat, dat is pas echte zorg!

Afgelopen maandag kreeg ik een telefoontje waarvan ik niet wist of ik er klaar voor was. “Julian,” zei de stem aan de an...
10/11/2025

Afgelopen maandag kreeg ik een telefoontje waarvan ik niet wist of ik er klaar voor was. “Julian,” zei de stem aan de andere kant van de lijn, “de telefoons van Sander zijn open.”

En toen was het even stil.
Niet aan de andere kant van de lijn, maar in mij. Alsof iemand in mijn borstkas de pauzeknop indrukte en de wereld even stopte met draaien.
Want wat doe je met zo’n bericht?
Een telefoon is meer dan een apparaat. Het is een soort digitale dagboekkast vol kleine stukjes mens, vol woorden die nooit hardop zijn gezegd, vol foto’s, berichtjes, herinneringen, en soms dingen waarvan je niet weet of je ze eigenlijk wel wílt weten. En toch voelde het alsof ik na al die weken eindelijk weer een stukje van hem mocht vasthouden. Alsof ik weer even zijn stem kon horen, zijn lach kon zien, zijn blik kon vangen in dat scherm dat zolang gesloten was gebleven.
Ik heb de telefoon voorzichtig opgepakt, alsof hij van porselein was. Alsof één verkeerde aanraking hem weer van me kon afpakken. En toen verscheen zijn achtergrondfoto. En voor het eerst in weken voelde ik warmte in plaats van alleen kou.

Er ging van alles door me heen. Blijdschap. Verdriet. Angst. En ergens ook schaamte. Want mag je blij zijn om iets wat zo privacy gevoelig is?
Ik wist niet wat ik zou aantreffen, maar ik wist wel: dit is van hem, en dus van ons.
De eerste foto die ik vond was van ons tweeën. Niet bijzonder, geen perfecte belichting, geen Instagram-waardige pose. Gewoon wij. In de auto, onderweg naar iets wat ik allang vergeten ben, maar hij blijkbaar belangrijk genoeg vond om vast te leggen. En ineens voelde het alsof hij dat moment voor mij had bewaard. Alsof hij ergens diep vanbinnen wist dat ik dit ooit nodig zou hebben.
Ik scrolde door berichten, notities, screenshots. Kleine sporen van zijn leven, van zijn humor, van zijn menselijkheid. Appjes naar vrienden waarin hij trots over me vertelde, notities met boodschappenlijstjes en rare ideeën. Dingen die ik nooit meer had durven hopen nog te lezen.
En ja, het deed pijn. Maar het was ook troostend. Want rouw is niet alleen missen, het is soms ook weer even vinden.
Ergens in mijn hoofd hoorde ik hem mopperen.
“Moet je nou huilen? Kom op Juul, het is maar een telefoon.”
En ik hoorde mezelf antwoorden: “Ja, maar wel de jouwe.”
Want in al die bits en bytes zat zijn stem. Zijn geur. Zijn sporen. Alles wat hem Sander maakte.

Ik weet dat hij niet terugkomt. Dat scherm zal hem nooit vervangen. Maar ik mag nu door zijn ogen kijken, door wat hij heeft vastgelegd, door de kleine stukjes van hem die nog overblijven in de digitale wereld.
En dat voelt als iets heiligs.
Dus ja, afgelopen maandag kreeg ik te horen dat de telefoons open waren. En ik dacht dat het pijn zou doen, maar het bracht rust.
Rust omdat ik hem weer even mocht vasthouden.
Rust omdat ik weet dat hij nog steeds overal tussendoor fladdert, net als die gehakkelde aurelia waar ik hem zo vaak in herken.
En toen ik de telefoon weer neerlegde, zachtjes, alsof hij sliep, dacht ik maar één ding:
misschien is dit wat liefde doet ze blijft in alles wat je ooit hebt aangeraakt.

Dankjewel Sander van Digital Life Legacy! Voor jullie hulp!

Sommige mensen kom je tegen in de wijk en die vergeet je nóóit meer.Niet omdat ze zo dankbaar zijn, of omdat je er warme...
09/11/2025

Sommige mensen kom je tegen in de wijk en die vergeet je nóóit meer.
Niet omdat ze zo dankbaar zijn, of omdat je er warme chocomelk en applaus voor krijgt! Nee, omdat je na één bezoek denkt: "Nou, als ik dit overleef, mag ik gevarentoeslag aanvragen."

Mag ik u voorstellen: Toos Teringboos.
87 lentes jong, drie keer gescheiden, kattenmens pur sang, en gezegend met een stem die waarschijnlijk hoorbaar is tot aan de receptie van het gemeentehuis op de coolsingel.

Mijn eerste bezoek vergeet ik nooit meer.
Maandagochtend, 08:04, de koffie nog niet op temperatuur en mijn humeur daar niet ver vandaan. Ik bel aan, hoor gestommel, en dan vliegt de deur open alsof ze auditie doet voor The Voice Senior – de musical.
“Ben jij weer een nieuwe?” gromt ze.
Ik lach beleefd. “Ja, ik ben Sjuul, ik kom voor de zorg.”
Ze kijkt me aan van top tot teen. “Hm. Nou, ik hoop dat je beter bent dan die van gisteren. Die trok m’n steunkousen zo scheef dat m’n bloedsomloop nu een eenrichtingsverkeer is.”

Ik slik. “We gaan ons best doen, mevrouw.”
“Ja, dat hoop ik voor je, anders kun je beter meteen die trap weer afrollen. Hebben ze jou een beamerscherm aangetrokken of maken ze uniformen in jouw maat. ”
Zo’n dag dus.

Maar weet je, ergens… vind ik Toos fantastisch. Want achter al dat geklaag zit een vrouw die het leven heeft overleefd. Die drie mannen het huis uit heeft gekregen zonder één moordzaak aan haar broek. Die elk griepje, elke lockdown en elke ellende heeft meegemaakt, en er nog steeds bij zit met rode lippenstift en een knot waar je een baksteen op kapot kan slaan.

Toen ik haar kousen aan wilde doen, keek ze me indringend aan. “Jongen, als je denkt dat ik m’n benen voor de lol omhooggooi, heb je het mis.”
“Dat denk ik niet hoor,” zeg ik terwijl ik met m’n doff ’n donner worstel alsof het een boa constrictor is die weigert mee te werken.
Ze gniffelt. “Jullie jonge mensen hebben het allemaal maar makkelijk tegenwoordig. Vroeger deden we dat gewoon met de hand.”
Ik weet niet of ze een grap maakt, maar ik lach. Veiligheidshalve.

En eerlijk is eerlijk, achter dat scherpe randje zit iets zachts.
Ze is drie keer gescheiden, heeft één zoon die “druk is met z’n eigen gedoe” en een huis vol herinneringen aan tijden dat alles beter was. In de vensterbank staan vergeelde foto’s van mannen in pakken en één kat die eruitziet alsof hij ook al een paar jaar boven over de groene heide had moeten huppelen in plaats van hier zitten..

Toos moppert omdat ze bang is. Bang om alleen te zijn, bang dat ze vergeten wordt, bang dat ze de controle kwijtraakt. En dat begrijp ik. Dus luister ik. Tussen de snauwen door vang ik verhalen over haar jeugd, over dansen in de kroeg, over de eerste televisie in de straat, over liefde, verlies en koppigheid.

Toen ik wegging, riep ze: “Tot morgen hè, en rijd voorzichtig, ik ben nog niet klaar met je!”
En daar zat het: de warmte, verpakt in prikkeldraad.

De dagen erna leer ik haar ritme kennen. De klaagzang over het eten (“te flauw”), de zorg (“te jong”), de politiek (“allemaal dieven”), en haar favoriete onderwerp: de buurvrouw (“loopt de hele dag in d’r badjas, schande!”).
Maar tussen al dat gemopper door, zet ze ook gewoon koffie voor me.
Met koekjes. Nou ja, biscuitjes die ze koekjes noemt, maar het gaat om het gebaar.

En dan ineens, op zo’n donderdagochtend, zegt ze terwijl ik haar hiel insmeer: “Weet je, Sjuul, ik vind het eigenlijk wel gezellig met jou.”
Ik glimlach. “Dat hoor ik niet vaak.”
Ze grinnikt. “Ja, geniet er maar van, want ik zeg het niet nog een keer.”

Dat is Toos.
Teringboos, maar goudeerlijk.
Ongeduldig, maar trouw.
Een brok Rotterdamse rauwheid met een hart van gehard staal en een dun laagje goud eromheen.

En eerlijk? Zonder Toos zou de wijk een stuk stiller zijn.
Zij is de reden dat ik met plezier mijn ronde doe, zelfs op maandagochtend.

🎉 25.000 keer… jullie! 🎉Ik zit hier op de bank, met een kop koffie die allang koud is (want ja, zodra ik iets wil schrij...
02/11/2025

🎉 25.000 keer… jullie! 🎉

Ik zit hier op de bank, met een kop koffie die allang koud is (want ja, zodra ik iets wil schrijven gaat altijd alles op onhold) en ik staar naar dat cijfertje…
25.000 volgers.
Vijfentwintig. Duizend. Mensen.
Da’s geen Facebookpagina meer, dat is een klein dorp!
(En eerlijk… ik denk dat er dorpen zijn waar minder gelachen wordt dan hier.)

Toen ik jaren geleden begon met schrijven, was het nooit mijn plan om “groot” te worden. Het begon als een uitlaatklep, een plek om de zorgwereld soms liefdevol te fileren met een bot mes, en om dingen bespreekbaar te maken die anderen liever onder het bekende vloerkleed schuiven.
Maar kijk waar we nu staan.
25.000 mensen die meelezen, meeleven, mee-lachen en soms mee-huilen.

En wat jullie misschien niet weten:
Jullie hebben mij door periodes heen gedragen waarvan ik niet wist of ik ze kon blijven lopen.
Jullie zijn erbij geweest in de liefde, in de zorg, in het rauwe, het eerlijke, het hilarische, het verdrietige én het lompe toch-maar-gewoon-zeggen-zoals-het-is.

Ik hoor vaak:
“Sjuul, hoe dóe je dat toch? Al die onderwerpen zo open bespreken?”
Het antwoord is simpel:
Omdat ik weet dat ik hier door 25.000 mensen word opgevangen als ik val.
En dat voelt… bijzonder. Veiliger dan ik ooit had gedacht.

We lachen samen om steunkousdrama’s, Doff-’n-Donner-namen, cliënten die hun gehoorapparaat invriezen, stagiaires die traumatische ADL-momenten doormaken, en collega’s die de koffiekamer zien als oorlogsterrein.
Maar we staan ook samen stil bij wat zorg écht is:
Menselijkheid.
En soms gewoon… een hand vasthouden, online of offline.

Dus aan jullie, allemaal, wil ik iets zeggen wat ik niet vaak hardop zeg:

Dankjewel.
Voor het lezen.
Voor het blijven.
Voor het voelen.
Voor het reageren.
Voor het bestaan van deze community waar zorg weer een hart krijgt.

Op naar de volgende 25.000?
Misschien.
Maar als er niemand meer bijkomt, ben ik nu al trots als een pauw met een net iets te strak uniform aan.

Blijf wie je bent.
Blijf lachen om de chaos die zorg heet.
Blijf lief, ook als het zwaar is.
En blijf vooral… hier.
Samen maken we deze wereld (en het internet) een beetje menselijker.

Liefs,
Broeder Sjuul 💙

01/11/2025

Je hebt van die plekken waarvan mensen meteen zeggen: “Pfoe, dát zou ik niet kunnen hoor, werken in het verpleeghuis.”
En dan knik ik altijd vriendelijk, met een glimlach waarvan ik denk dat hij beleefd is, maar die volgens collega’s vaak meer richting passief-agressief gaat.
Want ja… Het verpleeghuis is soms druk, chaotisch, vol geklaag, formatieproblemen, zorgzwaarte, familie-ellende, incontinentiemateriaal én een voorraadkast die altijd precies dat ene mist wat je nodig hebt.
Maar het is óók thuiskomen. Met honderd kleuren, geuren, emoties en karakters door elkaar.

En dat laatste ontdekte Marvin.

Marvin kwam een paar jaar geleden als studentje binnengerold.
Een broekie. Een pup. Zo eentje die nog dacht dat een heel zorgplan opstellen “even 10 minuten zou kosten” en die met goede moed op zijn eerste stagedag binnenwandelde met een notitieboekje, drie pennen en het naïeve vertrouwen dat iedereen op de afdeling elkaar aardig zou vinden.

Ik zal het moment nooit vergeten dat hij zich voorstelde.
Marvin, 19 jaar, ambitieus, beleefd, haar netjes, uniform zonder vlekken. Zijn sneakers nog wit.
Je kon hem ruiken, niet Marvin, maar die geur van versheid en idealisme die leerlingen vrijwel altijd bij zich hebben.
Een aroma dat binnen 48 uur meestal vervangen wordt door koffie, zweet, pure paniek en het permanente vermoeden dat je iets vergeten bent te doen.

En laat ik eerlijk zijn: ons team was niet mals.
Een verpleeghuisafdeling is net een grote familie, maar dan met een DSM-V diagnose, te weinig slaap en drie soorten culturen door elkaar, inclusief rivaliteitsgehalte waar de gemiddelde soapserie u tegen zegt.

Je hebt de Oermoeder van de afdeling:
Die al 38 jaar werkt zonder ooit écht vrij te zijn geweest. Ze weet álles, heeft álles gezien en één wenkbrauwlift van haar kan je hele opleidingsmotivatie doen imploderen.

Dan heb je de Decibel-Draaideur:
De collega die óveral wat van vindt en vooral luid. Die het nieuws sneller verspreidt dan de NOS, maar die, als het erop aankomt, als eerste naast je staat als je loopt te janken in de medicijnkamer.

En natuurlijk de Collega die roostert en je bestaan bep**lt, je weet wel… de Poortwachter.
Eén mail van haar kan je of 5 diensten vrij maken of een rooster bezorgen dat voelt alsof je een misdrijf hebt begaan.

Daar tussen liep Marvin. Als bambi op glad ijs.
De eerste weken schrokken we soms van hem: “Waarom vraag je élke bewoner hoe het met hun gevoel is? Je bent met een washand bezig, geen therapie!”
Maar ergens begon hij het te snappen.
Dat het verpleeghuis niet gaat om perfect zorgen volgens het boekje, maar om leven toevoegen aan dagen.

Ik zag hem groeien, soms met piepende banden en bezweet voorhoofd, maar hij groeide.

Van het moment dat hij voor het eerst een steunkous probeerde aan te krijgen, alsof hij de Doff’n’Donner probeerde te temmen als een wild dier, tot de eerste keer dat hij een bewoner verloor en ik hem in de koffiekamer vond met een traan die hij snel probeerde weg te vegen.

Hij leerde de geur van het verpleeghuis herkennen:
Een mix van koffie, andijvie, kruidkoek, Zwitsal, sudocreme, bloemkool en hier en daar een vleugje urine, afgewisseld met eau de toilette van mevrouw De Bruin, die standaard een wolk geur achterliet die drie gangen lang bleef hangen.

Hij leerde ook het venijn herkennen.
De fluistergesprekken bij de medicijnkar.
Het passief-agressief “Oh, doe jij het zó?”
De “ik zou het anders doen hoor” blikken tijdens de rapportage.

Maar… hij leerde ook onze liefde kennen.
De humor. De zwarte humor vooral, die je nodig hebt om te overleven.
Het samen snoepen van de slagroomtaart die familie bracht voor een verjaardag.
Het samen janken om een overlijden waar niemand nog lucht van had.
Het dansen in de woonkamer met een bewoner die anders nooit meer uit bed kwam.
En vooral: het onvoorwaardelijk er voor elkaar zijn als de dag je sloopt.

Marvin werd één van ons.

En nu?
Is het geen studentje meer.
Zijn sneakers hebben verhalen, vlekken en levenslessen opgedaan.
Hij praat niet meer fluisterend tegen bewoners over hun “gevoel”, maar hóórbaar, met rust, met warmte.
Kent de familiedynamieken, de valkuilen, de pijnpunten en het goud van het vak.

Hij is nu verzorgende IG.
En een verdomd goede ook.

Dus ja, het verpleeghuis is soms chaotisch, pittig, venijnig en vol emotie.
Maar het is óók de plek waar mensen groeien, waar liefde woont, waar levens eindigen én waar herinneringen gemaakt worden.

En Marvin? Die hoort erbij.
Met hart, ziel, humor en doorzettingsvermogen.

Een ode aan het verpleeghuis.
Een wereld die niet iedereen begrijpt
maar als je hem binnenkomt, en je hart ligt erin…
Verlaat je hem nooit meer als dezelfde persoon.

Er zijn momenten die je blik op zorg voorgoed veranderen.Voor mij was dat het moment dat ik mijn partner Sander verloor....
28/10/2025

Er zijn momenten die je blik op zorg voorgoed veranderen.
Voor mij was dat het moment dat ik mijn partner Sander verloor.
In één klap stond mijn wereld stil.
En toch ging alles om me heen gewoon door, ook het werk, de zorg, de cliënten, de collega’s, de vergaderingen.
Dat contrast was bijna niet te bevatten.

Ik merkte hoe moeilijk het is om verdriet te dragen in een wereld die vooral vooruit wil.
Maar juist dat moment leerde me iets essentieels over wat zorg écht is: zorg is aanwezig durven zijn, ook als er geen oplossing is.

In de wijkverpleging kom je rouw overal tegen.
Bij cliënten die hun partner verliezen, bij mantelzorgers die overbelast raken, bij mensen die hun zelfstandigheid kwijtraken.
En soms bij collega’s die, net als jij, iets of iemand hebben verloren.

Rouw is geen uitzondering in ons werk, het is verweven met wat we doen.
Toch praten we er vaak weinig over.
We zijn getraind om te handelen, te plannen, te coördineren.
Maar niet om te blijven zitten bij iemand die huilt.
Niet om stil te zijn in het ongemak.

Toch is dat precies waar de kern van zorg ligt:
niet in het oplossen, maar in het aanwezig zijn.
Zoals Manu Keirse het zo mooi zegt:

“Rouw is liefde die haar huis kwijt is.”

Die zin raakte me diep, omdat hij iets laat zien wat we in de zorg vaak vergeten: achter elk verdriet zit liefde.
En liefde vraagt niet om oplossingen, alleen om erkenning.

In de opleiding leer je veel over protocollen, structuren en zorgplannen.
Maar niemand leert je wat je moet doen als iemand aan de keukentafel in tranen uitbarst.
Of als een collega na het overlijden van een cliënt stil blijft en zegt: “Het hoort erbij.”

Leiderschap in rouw betekent precies dát durven zien.
Niet wegkijken, maar blijven.
Niet troosten om te sussen, maar luisteren om te begrijpen.

Soms is leiderschap niet hardop praten, maar stil aanwezig zijn.
Soms is het durven vertragen in een wereld die haast heeft.
Soms is het zeggen: “Ik weet niet wat ik moet zeggen, maar ik ben er wel.”

Vier taken van rouw die mij hielpen om rouw beter te begrijpen, bij mezelf én bij anderen:

1. De werkelijkheid aanvaarden.
Dat klinkt eenvoudig, maar het is misschien wel het moeilijkste. Het besef dat iemand echt weg is, dringt vaak langzaam door.

2. De pijn doorleven.
Rouw doet pijn, fysiek, emotioneel, existentieel. Verdriet toedekken helpt even, maar het vertraagt het herstel.

3. Aanpassen aan een leven zonder de ander.
Nieuwe rollen, nieuwe routines, nieuwe betekenis vinden.

4. Het verlies emotioneel een plek geven.
Niet loslaten, maar anders vasthouden.

Als zorgverlener kun je cliënten begeleiden in dat proces. Niet door het over te nemen, maar door aanwezig te blijven, vragen te stellen, ruimte te maken.

We vergeten vaak dat zorgverleners zelf ook rouwen.
We verliezen cliënten die we jarenlang hebben verzorgd.
We dragen verhalen, beelden, geuren, woorden met ons mee.
En soms ook ons eigen verlies.

Maar de zorg vraagt zelden: “Hoe gaat het met jou?”
De werkdruk is hoog, de agenda’s vol, en verdriet krijgt geen plek op het rooster.

Toch is het noodzakelijk om stil te staan bij wat verlies met ons doet.
Want wie verdriet wegduwt, verhardt.
En verharding is het tegenovergestelde van zorg.

In mijn eigen team heb ik ervaren hoe waardevol het is om ruimte te maken voor rouw.
Een kaarsje branden, een kort moment van stilte, een gesprek in de koffiekamer.
Kleine dingen, maar ze maken groot verschil.

Ze zorgen ervoor dat we mens blijven in de zorg, niet alleen voor anderen, maar ook voor elkaar.

Leiderschap in kwetsbaarheid betekent:
jezelf toestaan mens te zijn.
Durven zeggen: “Dit raakt mij.”
Grenzen bewaken zonder je hart te sluiten.

Het betekent ook anderen uitnodigen om datzelfde te doen.
Want een cultuur waarin ruimte is voor verdriet, is een cultuur van vertrouwen en veiligheid.

We hoeven geen therapeuten te zijn.
We hoeven niet alles te kunnen dragen.
Maar we mogen wel aanwezig zijn, met zachtheid, eerlijkheid en aandacht.

Zoals een cliënt ooit tegen mij zei:
“Je hoeft mijn verdriet niet te dragen. Blijf gewoon even zitten, dat is al genoeg.”

Dat moment zal ik nooit vergeten.
Het was stil.
En in die stilte zat alles wat zorg voor mij betekent.

Rouw hoort bij het leven.
En dus hoort rouw ook bij de zorg.
We kunnen rouw niet plannen, niet versnellen, niet voorkomen.
Maar we kunnen haar wél erkennen, dragen en delen.

Als helpende, verzorgende, verpleegkundige, artsen en alle andere disciplines zijn we niet alleen zorgverleners, we zijn getuigen van menselijkheid in al haar vormen: vreugde, verlies, hoop en liefde.

En misschien is dat wel het mooiste aan ons vak:
dat we anderen mogen bijstaan op de meest kwetsbare momenten van hun leven.
En dat we daarin, stukje bij beetje, ook onszelf beter leren kennen.

🕊️ *Rouw is geen einde.

De geur van handalcohol en bitterballen.Als je in de zorg werkt, dan ruik je ‘m meteen. Die typische geur die aan je uni...
23/10/2025

De geur van handalcohol en bitterballen.
Als je in de zorg werkt, dan ruik je ‘m meteen. Die typische geur die aan je uniform blijft hangen, die zelfs je deodorant niet kan verbergen, en waar je partner thuis verbaasd van vraagt: “Heb je zitten frituren of ontsmetten?”
Waarschijnlijk allebei. 😅

Het is de geur van dagen die te lang duren en pauzes die te kort zijn. Van automatenkoffie, airfryer-bitterballen, en collega’s die precies weten wat je bedoelt als je alleen maar “kamer 12” zucht.
Het is de geur van mensen die samen lachen, mopperen, huilen en doorgaan, zelfs als het eigenlijk te veel is.

In de zorg leer je elkaar écht kennen. Niet omdat het moet, maar omdat het werk je daar dwingt: in die chaotische, grappige, ontroerende momenten waarin alles tegelijk gebeurt.
Tussen de handalcohol en de bitterballen vind je iets bijzonders: kameraadschap, humor, en een beetje gekte, precies wat ons overeind houdt.

👉 Lees het hele verhaal op mijn website: https://broedersjuul.nl/de-geur-van-handalcohol-en-bitterballen-in-de-zorg-humor-en-menselijkheid-op-de-werkvloer/
Een ode aan de zorg. Aan de geur van samen. 💛

Er zijn van die dingen in de zorg die mensen buiten ons vak nooit helemaal zullen begrijpen. De Doff ’n Donner, of zoals...
21/10/2025

Er zijn van die dingen in de zorg die mensen buiten ons vak nooit helemaal zullen begrijpen. De Doff ’n Donner, of zoals wij hem liefkozend noemen: de p**l, is daar het perfecte voorbeeld van. Voor buitenstaanders is het gewoon een hulpmiddel om steunkousen aan te trekken — voor ons zorgverleners is het een full body workout, yogasessie en comedyshow in één. 💪😂

Iedere zorgverlener kent het moment: je zit op je knieën, het zweet loopt in je nek, de cliënt probeert “even te helpen” (met alle gevolgen van dien) en dat rubberen ding glijdt alle kanten op. De p**l floept los, jij probeert je gezicht in de plooi te houden, en ergens in de hoek ligt een collega dubbel van het lachen. En dan die zinnen die je nooit meer normaal kunt horen: “Pak jij even de p**l?” of “Hij glijdt vandaag niet goed.” 😅

Toch, als het eindelijk lukt – die kous zit perfect, zonder plooien – dan voel je trots. Want niemand buiten de zorg begrijpt hoeveel kracht, souplesse en geduld er nodig is om één paar steunkousen fatsoenlijk aan te trekken. Dat is pure zorg-Olympiade. 🏅

We lachen, we vloeken, we geven de p**l bijnamen (De Zwarte Ridder, De Slip ’n Slide…), maar diep vanbinnen hoort hij er gewoon bij. Want achter al dat gestuntel schuilt iets groots: de humor en het doorzettingsvermogen die ons werk lichter maken, dag na dag. ❤️

Lang leve de p**l, de kous en de lach die ons elke dag overeind houdt.

👉 Lees de volledige blog: https://broedersjuul.nl/de-doff-n-donner-de-p**l-die-elke-zorgverlener-kent-en-vervloekt/

Adres

Ameide

Meldingen

Wees de eerste die het weet en laat ons u een e-mail sturen wanneer Broeder Sjuul nieuws en promoties plaatst. Uw e-mailadres wordt niet voor andere doeleinden gebruikt en u kunt zich op elk gewenst moment afmelden.

Delen

Share on Facebook Share on Twitter Share on LinkedIn
Share on Pinterest Share on Reddit Share via Email
Share on WhatsApp Share on Instagram Share on Telegram