17/11/2025
Ik zit in het zonnetje aan de Spaanse kust en alles in mij schuurt een beetje. De lucht is diepblauw, er wordt voor me gekookt, er wordt gevraagd wat ik nodig heb. Mijn vrienden hier hebben er echt op aangedrongen dat ik een week bij hen zou blijven. Ik sputterde nog tegen. “Ik ben zo moe.” “Je hebt nu niet zoveel aan mij.” Zinnen waarvan ik inmiddels precies weet uit welke oude laag ze komen.
Nu ik hier ben, ben ik blij dat ik ben gegaan. Even weg uit de dagelijkse zorgen. Van buiten is het een tafereel van ultieme ontspanning. Van binnen trekt er iets samen. Een oude reflex. Een stem die fluistert: “Kom op, doe jij ook wat. Zorg jij. Draai jij de boel.”
Ik ben zo gewend om degene te zijn die draagt, regelt en opvangt, dat ontvangen bijna onnatuurlijk voelt. Het is alsof ik in geleende kleren rondloop, die niet helemaal de mijne zijn. Ongemakkelijk. Het raakt me om te zien hoe vanzelfsprekend iemand anders zorgzaam kan zijn. Hoe licht het kan zijn om voor een ander te zorgen, zonder uitputting, zonder verwachting. Alleen al daarnaar kijken ontroert me. Tegelijk voel ik in mijn lijf een onrustige drang om op te springen, af te wassen, te compenseren. Alsof ik haar last meteen moet terugpakken, omdat dat nu eenmaal is wat ik ken.
Die beweging zit diep. Veel dieper dan deze ene week in de zon.
Als ik eerlijk terugkijk, heb ik al heel vroeg geleerd dat sterk zijn loont. Zelfstandig, stoer, redzaam. Ik heb jaren geslapen onder een grote Pippi Langkous poster, het was zo ongeveer mijn eerste identiteitskaart. In mijn familiegeschiedenis komt sterk zijn ook terug als overlevingsstrategie. Er waren vrouwen die veel te vroeg weduwe werden, mannen die keihard werkten, gezinnen die met weinig toch doordraaiden. De boodschap is helder: je buigt niet, je houdt je rug recht, je gaat door.
Dat soort boodschappen nestelen zich. Ze worden een tweede huid.
Ik zeg vaak tegen cliënten: sterk zijn is overleven, krachtig zijn is de energie van leven.
Sterk zijn is de spierballenmodus van je systeem. Je zet je schrap, je zet door, je gaat verder, ook als je eigenlijk op bent. Krachtig zijn voelt anders. Krachtig zijn is geworteld. Je voelt jezelf, je grenzen, je behoeften. Je blijft aanwezig in je eigen lijf, terwijl je verbonden bent met anderen. Sterk zijn draagt je door noodsituaties. Krachtig zijn laat je léven.
Het ingewikkelde is dat de buitenwereld vaak vooral jouw sterke kant ziet. Mensen zien je functioneren, dragen, regelen en denken: “Die redt zich wel.” Soms zeggen ze het ook letterlijk. Dat klinkt vriendelijk, alleen kan het van binnen eenzaam voelen. Want als iedereen ervan uitgaat dat je het wel alleen kunt, wordt het een enorme stap om te zeggen: “Ik kan het nu even niet alleen.”
Ik merk dat bij mezelf en ik zie het dagelijks bij cliënten. Mensen die alles op de rit lijken te hebben, maar van binnen vaak een stille zin met zich meedragen: “Wie ziet mij eigenlijk echt?”
Ze komen in therapie omdat ze merken dat het niet meer lukt. Dat de rek eruit is. Dat relaties stuklopen, lichamen protesteren, nachten langer worden. Ze zijn verre van zwak. Juist omdat ze zo lang sterk zijn geweest, té sterk, té lang, vaak té alleen in die rol.
Een pijnlijk stuk hierin is de dynamiek met de omgeving. Op het moment dat je voorzichtig begint te oefenen met uitreiken, verwachten veel mensen het oude script nog steeds. Zij hebben jaren een bepaalde versie van jou gezien. De versie die het wel redt, die luistert, die schouders biedt. Zij hebben niet altijd in de gaten dat er onder die versie iemand staat die ook eens vastgehouden wil worden. Dan voelt iets vragen al snel te veel. En voor je het weet duikt die oude overtuiging weer op: “Zie je wel, ik moet het zelf doen.”
Zo wordt alles alleen doen een patroon dat zichzelf in stand houdt. Je laat weinig zien, dus anderen zien weinig. Anderen zien weinig, dus je trekt je nog verder terug in de rol van sterke, zelfstandige redder. Aan de buitenkant ben je betrouwbaar en stoer. Aan de binnenkant kan het voelen als alleen voorstaan. Geen groot drama dat iedereen meteen opvalt, eerder een stille, terugkerende ervaring: dit doe ik weer zelf.
Daarbovenop leven we in een tijd waarin de meeste deuren dicht blijven. Buren kennen elkaar soms nauwelijks. Families wonen ver uit elkaar of hebben vooral contact via appjes. Mensen zoeken steun bij een professional, en dat zie je terug in de wachtlijsten. Het is mooi dat er hulp is, en tegelijk confronterend dat een diep gesprek met een therapeut soms veiliger voelt dan een eerlijk gesprek met iemand uit je directe omgeving.
Wat mij bezighoudt, hier in de zon, is deze vraag: wat doet het op de lange termijn met ons hart als we altijd degene zijn die draagt en zelden degene die mag leunen?
Ik denk dat er langzaam een extra laag tussen jou en je gevoel kan komen. Een soort beschermkorst over je kwetsbare delen. Misschien herken je het in gedachten als: “Laat maar, ik doe het wel.” “Het heeft toch geen zin om te vragen.” “Als ik het uitleg, wordt het weer ingewikkeld.”
Onder die korst zit vaak iets anders: een verlangen gezien te worden zonder dat je eerst van alles hoeft te presteren. Een verlangen om ook eens de hand te zijn die vastgehouden wordt. Niet alleen de hand die altijd reikt.
Dat vraagt mildheid naar jezelf. Patronen die je een leven lang hebt opgebouwd, laten zich niet in één vakantie, één gesprek of één inzicht loslaten. Zeker niet als sterk zijn jarenlang jouw manier is geweest om te overleven, om gezien te worden, om ergens bij te horen. Het is logisch dat je lijf protesteert als je ineens stil gaat zitten terwijl iemand anders de koffie inschenkt.
Ik ben zelf nog altijd oefenende. Ik merk hoe diep mijn neiging zit om snel op te staan, te regelen, te fixen. En hoe ontroerend het kan zijn om te merken dat er mensen zijn die het oprecht fijn vinden om ook eens iets voor mij te doen. ‘Gewoon’ omdat ze verbinding willen.
Misschien ligt precies daar het stille inzicht: dat sterk zijn je ooit heeft gered, en dat dezelfde beweging je nu soms wegtrekt bij het leven waar je zo naar verlangt. Dat er onder al dat doen, dragen en volhouden een mens zit die niet alleen wil overleven, maar ook wil rusten, genieten, delen, ontvangen.
Zullen we samen vooruitstruikelen? X