25/05/2022
Als je je zoals ik in de uitvaart wereld begeef door je werk, heb je ook geregeld te maken met kinderen. Kinderen van overleden ouders, kleinkinderen die betrokken zijn bij het overlijden van opa of oma. Of kinderen bij het overlijden van een vriendje, vriendinnetje of iemand uit de klas.
En elke keer weer sta je versteld van de logica waarmee kinderen met bepaalde situaties omgaan. Ze zijn direct, geen omwegen of oplossingen zoeken maar gewoon benoemen zoals het is.
Vandaag deel 1: De buurman
Zo kan ik ook putten uit en eigen ervaring uit mijn kinderjaren.
Ik zal zo’n 10 jaar geweest zijn dat mijn buurman overleed. Hij woonde naast ons en was veehouder. Tegenover ons hadden ze een stal en een opslag voor foerage. Later zijn de stal en de foeragehandel verhuisd naar de nieuw gebouwde woning en schuur van de oudste zoon. Buurman bleef werken en was dus vaker weg. Maar zult u zeggen wat heeft dat nou te maken met zijn overlijden. Wel nu op de één of andere manier hadden we een kijkje op hem. We durfden of mochten niet bij hun op het erf komen, of durfden niet als de buurman thuis was. Waarschijnlijk was dat laatste het geval. Je was gewoon en beetje bang voor die man, zag er misschien wel een beetje eng uit. Kinderlogica. We hoorden hem ook altijd terug komen op zijn brommertje. Dan waren wij natuurlijk een stukje uit de buurt.
Het tegenovergestelde was buurvouw. Zij had haar eigen bezigheden en bestierde 1 van de kruidenierswinkeltjes in ons dorp. Op een afstand van honderd meter waren dat er 4. Dus in de winkel kwamen we wel, want boodschappen werden, verdeeld over de verschillende winkels, ook bij buurvrouw gedaan. Dat terwijl er iedere week om beurten ook nog eens
2 ooms, die ook kruidenier waren, kamen rondvragen en bezorgen. Maar even terug naar buurvrouw. Die was een heel lief en aardig. Als je weleens en boodschapje moest halen kreeg je altijd een snoepje als je wegging. Ze was altijd vriendelijk, keek altijd vriendelijk. Op latere leeftijd toen het geen kruidenierswinkel meer was, was buurvrouw haar winkel op zondag altijd een uurtje open. Haar winkel was tegenover de kerk. En als de kerk dan was afgelopen ging de deur los en kwamen Jan en alleman om hun rookwaar voor de komende week in te slaan. Dit heeft buurvrouw nog tot op hoge leeftijd mogen en kunnen doen.
Maar nu even terug naar buurman toen die was overleden. In die tijd was het gewoonlijk dat als er iemand overleden was de gordijnen dicht waren, of als West-Fries gebruik hingen er witte lakens voor de ramen ten teken dat er iemand overleden was. Er werd ons als klein kind ook altijd verteld om maar niet in de buurt te gaan spelen waar een overledene was, want dan maakte je met z’n allen misschien wel teveel lawaai. En dat kon natuurlijk niet, want als iemand was overleden, dan was de familie die daar woonde natuurlijk heel verdrietig. en je werd ook altijd in de waan gehouden dat het eng was. Maar als klein kind wilde je toch er het fijne van weten.
Toen de buurman dus overleden was en de gordijnen dicht, moesten wij natuurlijk toevallig even langslopen. En ja hoor hoe was het mogelijk, er zat een hel klein kiertje tussen de gordijnen. Dus wij sluipend naar het raam om beurten kijken en vertellen wat wij zagen. Maar kennelijk waren wij niet zacht genoeg met praten. Opeens ging de deur open en daar stond buurvrouw. Ze zei: “kom maar binnen hoor, dan mogen jullie wel even kijken bij buurman”. Met open monden tonden we daar te kijken. Buurman lag daar in een houten kist in zijn zondagse pak en bewoog niet. Oh. dat is dus dood. We besloten met elkaar te zeggen dat dood zijn eigenlijk helemaal niet erg en eng was. Want je mocht je mooiste kleren aan. Van buurvrouw mochten we nog even blijven. En na een koekje en een glaasje limonade gingen we weer.
En buurman stuurde ons voor het eerst niet weg.
Deel 2: Mag ik effe kijken pap
Het zal zo rond 1990 geweest zijn. Ik verzorgde toen de uitvaarten in ons dorp voor de plaatselijke begrafenis vereniging. Op een gegeven moment was er in het bejaardenhuis een
alleenstaande man overleden. Zo alleenstaand, hij was enig kind en verdere familie was er niet. In opdracht van de notaris die executeur was, werd ik dus ingeschakeld voor het verzorgen van de uitvaart van deze meneer.
Dit gebeurde in samenspraak met de directrice van het bejaardenhuis. De overledene had als wens om te worden gecremeerd. In die tijd was er nog niet zozeer sprake van een technische crematie. Dit houdt in alleen het cremeren van iemand zonder auladienst en gebruik van koffiekamer. Maar om het toch nog enig cachet te geven werden de mobiele bewoners van het bejaardenhuis ook uitgenodigd mee te gaan naar het crematorium. Uiteindelijk waren er denk ik zo’n 40 personen in de aula van het crematorium.
Maar dit allemaal even terzijde. Die tijd was onze oudste dochter ook een jaar of 10 en zo nieuwsgierig als wat. Regelmatig vroeg ze wat ik nou iedere keer deed. Ze wilde ook wel eens een dood iemand zien. Ik hield haar steeds maar voor dat je niet zomaar naar een overleden iemand kon gaan, maar ze bleef mar aandringen.
Steeds weer vroeg ze pap mag ik effe kijken. Dus op een gegeven moment zei ik, ik draai het telefoonnummer van het bejaardenhuis voor je. En dan vroeg ze. Dan zeg je netjes wie je bent en vraag dan naar de directrice. Dan vertel je dat ik je vader ben en dat je weleens wil zien hoe en overledene eruit ziet. Dan vraag je of je met mij samen even naar de aula mag.
De directrice stemde ermee in en omdat ik toch de dagelijkse controle moest doen gingen wij er samen naar toe. We kwamen net op het moment (hoe is het mogelijk) dat het koffietijd was, dus er moet eerst wat gedronken worden. Er werd aan mijn dochter gevraagd door één van de bewoners wat ze kwam doen. Oh ik moet even mijn vader helpen met zijn werk, want mama zei dat we moesten opschieten. en snel weer terug komen.
De kleine meid zat wat rond te kijken en begon te tellen. Hé, pap hoe kan dat nou er wonen hier veel meer oma’s dan opa’s. Gaan de opa’s altijd als eerste soms dood. Je zult begrijpen daar wilde ze wel een verklaring voor van het aanwezige personeel.
Want concludeerde ze, jullie moeten goed opletten dat de opa’s meer eten krijgen. Want ik denk zei ze dat die oma’s daar (er zaten een aantal corpulente dames tussen), iedere keer eten afpakken van de opa’s. Je zult begrijpen, dat was een heel gezellig koffie uurtje. Er is nog veel over nagepraat.
Maar waar het nou om ging. De directrice nam alle tijd om naar de aula te gaan. De sleutel was niet te vinden. Er moesten nog nieuwe kaarsen mee genomen worden. De plantengieter stond ook niet op zijn plaats en ga zo mar door. En toen het eindelijk zover was ging natuurlijk de pieper van de directrice ook nog eens. Die kleine vond het toch wel erg lang duren en begon wat heen en weer te drentelen. Toen alles zover was zei de directrice: “nu gaan we naar de aula naar die meneer. Vol spanning en steeds langzamer lopend kwamen we bij de aula. De spanning was van dat kleine koppie af te lezen. De directrice en ik besloten om zelf eerst even te kijken bij de overledene, ook weer om het even spannend te houden. Toen mijn dochter eindelijk ging kijken en met dat snuitje boven de glasplaat hing zei ze doodleuk, Oh is dat alles, het lijkt wel een pop.
© Co Feld 2022