17/02/2025
De zachte nevel hing als een sluier over de tijdloze vlakte. In dit grenzeloze, onbestemde landschap dwaalde een eenzame ziel, ontheemd en zonder richting. Haar naam kende ze niet meer; namen hoorden bij levens, en zij had al te lang geen leven meer gekend. Ze voelde slechts de leegte, die haar omringde als een koude mantel. Elke stap die ze zette, leek haar dieper in de stilte te trekken. Er was geen geluid, geen herkenningspunt, geen teken dat ze ergens thuishoorde.
Ze herinnerde zich flarden van werelden die ze ooit kende: stemmen van gelach, het ruisen van wind door bladeren, de warmte van een hand in de hare. Maar telkens wanneer ze probeerde deze herinneringen vast te houden, vervaagden ze als mist in de ochtendzon. Wat restte, was het knagende besef dat ze nergens meer thuis was.
"Waarom vind ik geen plek?" fluisterde ze in de leegte. Haar woorden vielen op de grond als gebroken glas en werden meteen opgeslokt door de stilte.
Dagen, weken of misschien eeuwen verstreken. Tijd was betekenisloos geworden. Op een dag - of misschien was het een nacht - zag ze iets nieuws: een lichtpuntje in de verte. Twijfelend en verlangend tegelijk bewoog ze zich ernaartoe. Hoe dichter ze kwam, hoe warmer het werd. De kilte week, haar benen voelden minder zwaar. Het licht groeide en onthulde uiteindelijk een gestalte.
Daar stond een engel, gehuld in eenvoud, zonder overdaad, maar met een aanwezigheid die diep door de ziel sneed. De engel had ogen die leken te begrijpen zonder dat ze sprak.
"Waarom ben ik hier?" vroeg de ziel, half bevend. "Ik hoor nergens thuis."
De engel keek haar aan en zweeg even, alsof hij haar pijn zorgvuldig woog. "Je zoekt een plek buiten jezelf," antwoordde hij zacht. "Net als iemand die steeds nieuwe huizen bezoekt in de hoop daar het gevoel van geborgenheid te vinden, terwijl dat gevoel eigenlijk van binnen groeit." "Maar je ziel vindt rust wanneer je naar binnen kijkt, niet naar buiten."
"Naar binnen?" herhaalde ze. "Daar is alleen leegte."
"Leegte is vaak de ruimte waarin het nieuwe kan groeien," zei de engel. "Je hebt gewacht op een plek die je welkom heet, terwijl je vergeten bent dat je zelf een thuis kunt zijn."
De ziel liet zijn woorden op zich inwerken. Ze sloot haar ogen en richtte haar aandacht naar binnen. Daar vond ze eerst de vertrouwde leegte, donker en koud. Maar nu bleef ze, zonder angst. Ze haalde adem, of iets wat daarop leek, en ontdekte iets kleins en warms diep in haar wezen. Een vonkje. Het flakkerde zacht en groeide toen ze het erkende.
Toen ze haar ogen opende, was de engel verdwenen. Maar het licht dat van hem had gestraald, scheen nu vanuit haar. Het landschap om haar heen veranderde niet, maar voelde minder vijandig. Haar stappen waren lichter, de kilte verdreven.
Ze wist niet waar ze naartoe ging, maar voor het eerst maakte dat niet uit. Ze droeg haar thuis in zichzelf.
En ergens in de verte, in de schaduw van een zachte nevel, glimlachte de engel, tevreden dat de ziel eindelijk begreep dat het echte thuis nooit een plaats is, maar een staat van zijn.
©️Zensitiivity
Bezoek zensitivity.nl voor meer interessante content.