18/10/2022
24 oktober 1970, de dag na mijn 11e verjaardag
Het is zaterdagochtend en ik heb er zin in! Zin om uit mijn bed te stappen, zin om te gaan genieten van de vrije zaterdag, heerlijk naar buiten. (al is het al een beetje koud: 10 graden).
Het regent een beetje dus ik doe mijn laarssokjes vast aan zodat ik wanneer ik beneden ben meteen mijn rubber laarzen aan kan doen. Eerst nog gauw een boterham voor ik naar buiten kan........
Mijn moeder was al beneden en mijn vader was niet thuis, hij gaf les op zaterdag ochtend.
Ik was nog een beetje suf, het was laat geworden de vorige avond: ik was jarig. Geen nood, zodra ik buiten zou zijn werd ik vanzelf wel écht wakker.
Ik stapte de trap af en…..ik was beneden: eerder dan de bedoeling was, want ik had alleen de bovenste tree geraakt. Met hoofdpijn en een hevige pijn in mijn pols, kwam ik tot het besef dat ik van de trap gevallen was. Ik was met mijn hoofd in het schoenenkastje wat onder aan de trap stond beland en lag bovenop mijn pols.
Meteen vloog de kamerdeur open en stond mijn moeder onder aan de trap. Ik huilde en zei dat ik pijn had aan mijn pols."Dat kan ik me voorstellen", zei mijn moeder. “Hij is gebroken, ik hoorde het vanuit de woonkamer knappen. Blijf maar even stil liggen, dan pak ik even iets.” Binnen een paar seconden was ze terug, draaide een theedoek strak om mijn pols en hielp me overeind. Daarna vouwde ze met van andere theedoek een mitella, schoof die over mijn pols en knoopte hem om mijn nek.
“Kom maar, dan lopen we meteen naar de dokter.” Dat was gemakkelijk, want dr. Schouwstra woonde om de hoek. Het was nog in de tijd dat je altijd bij je huisarts terecht kon. Mijn moeder belde aan en de dokter zelf deed open. Ze vertelde wat er gebeurd was. Ik zelf kon dat niet: ik stond nog te huilen. De dokter keek naar mijn pols en zei: “daar moet je even mee naar het ziekenhuis om er een foto van te laten maken.” Snel naar huis terug, met theedoeken en al weer om, langs de buurvrouw, om te vragen of zij een oogje in het zeil wilde houden bij mijn broers en door naar de bus. Met de auto was geen optie, want mijn vader was niet thuis.
De pijn in mijn pols begon wat te zakken, omdat ik van de dokter een pilletje gekregen had. Ik werd alsmaar rustiger, maar mijn moeder raakte steeds meer overstuur. Ze was bang dat er iemand tegen mijn pols zou stoten en dat de breuk hierdoor zou verschuiven, zodat hij gezet zou moeten worden. Dat zei ze gelukkig niet tegen mij. Ik merkte wel op dat ze tegen iedereen die maar in de buurt dreigde te komen zei: “voorzichtig! Ze heeft haar pols gebroken en ze heeft nog geen gips.” Ze scheen dus echt zeker te weten dat mijn pols gebroken was.
De buschauffeur had het ook gemerkt en stopte, heel lief, vlak voor de EHBO post van het ziekenhuis, wat eigenlijk geen bushalte was. Hij wenste ons sterkte en we liepen naar de eerste hulp.
Na een tijdje kon er een foto gemaakt worden. Ik vond het raar dat er van beide polsen foto’s gemaakt moesten worden. Er werd een lettertje L en een lettertje R bij mijn polsen gelegd en de foto’s werden gemaakt. Een kwartiertje wachten en we kregen de uitslag: Linker pols gebroken.
Ik kon meteen door naar de gipskamer. Dat had ik nog nooit gezien: er werd een grote rol verband in een bak met wit spul gedaan en dat werd om mijn hand, pols en onderarm gedaan. Koud! Het was nat en slap en ik weet nog dat ik dacht: “is dat nou gips? Ik dacht dat dat veel harder was!” Ik kreeg van de verpleegster een snoepje en voordat ik het op had was het gips hard. Dat leek er meer op!
De theedoeken werden netjes opgevouwen en ik kreeg een mitella om. Met de boodschap van de verpleegster: “voorzichtig zijn met het gips zolang het niet goed uitgehard is” waren we klaar. (Zij wist nog niet dat die opmerking voor mij niet echt van toegevoegde waarde was)",
We kwamen de kamer uit en daar stond mijn vader zenuwachtig te ijsberen. De buurvrouw had hem, toen hij thuis kwam van de les, verteld wat er gebeurd was en hij was meteen naar het ziekenhuis gekomen. Ik weet niet of het lag aan de voor mij onbekende omgeving, ik kwam niet vaak in een ziekenhuis, maar hij zag er anders dan anders uit. In de eerste plaats had ik hem daar niet verwacht, maar hij leek ook kleiner. Hij lachte naar me en zei op een zo luchtig mogelijke manier:”had je nou echt zo’n haast om beneden te komen?" Uit zijn hele houding bleek dat hij vreselijk geschrokken was en heel bezorgd. Ik had bijna medelijden met hem. “Valt allemaal mee hoor pap. Ik heb nu gips en dat mag er over 6 weken af." Ik hoopte hem hiermee gerust te stellen.
Oké, in de auto en weer naar huis. Ondertussen had ik wel behoorlijk honger gekregen. Mijn moeder maakte een paar beterhammen voor me, want zelf doen ging met één arm in het gips een beetje moeilijk. “Ga maar even rustig zitten en doe maar rustig aan vandaag.”
Rustig zitten!!?? Rustig aan!!?? Natuurlijk wilde ik niet rustig gaan zitten. Ik wilde mijn boterhammen opeten en dan naar buiten! Iedereen moest toch mijn gips zien! Ik was bang dat mijn ouders dit niet zo’n goed plan zouden vinden. Na even over een antwoord nagedacht te hebben zei ik heel diplomatiek (ik was immers al 11) “Ik ben toch wel erg geschrokken en zou het fijn vinden om even lekker buiten te lopen.” Mijn ouders keken elkaar aan en ik zag ze denken, “Jeetje, ze is pas 11, wat moet dat worden als ze 16 is?” Dat zouden ze over een paar jaar wel merken.
De smoes werd stilzwijgend goedgekeurd en ik ging (“eventjes maar hoor!") naar buiten. Nadat ik een paar vriendinnen mijn gips had laten zien voelde ik toch wel dat de hele geb***tenis mij moe gemaakt had. De mitella trok ook behoorlijk aan mijn nek, dus ik liep rustig naar huis, waar ik op de bank plofte.
Ik maakte er verder een rustig weekendje van, liet me zondag’s lekker door oma verwennen en wachtte de maandag af.
Maandag zou ik iedereen mijn gips kunnen laten zien en hoefde ik niet mee te doen met de gymles!
Dat liep heel anders dan verwacht….
Maar daarover de volgende keer.