04/11/2025
Hij komt gehaast mijn kamer binnen, een man van 45. Zijn tas half open, telefoon nog in zijn hand. Terwijl hij gaat zitten, zie ik hoe zijn schouders nog niet echt landen. Drie keer gaat zijn telefoon af tijdens het gesprek hij verontschuldigt zich telkens vriendelijk, maar ik zeg dat het niet erg is. Het laat alleen zien hoe vol zijn hoofd is, hoe weinig rust hij zichzelf gunt.
Hij vertelt dat hij door de huisarts is doorgestuurd vanwege een aanhoudende druk op zijn borst. “Ze zeiden dat ik met iemand moest praten,” zegt hij, “maar ik snap niet waarom. Ik ben gewoon moe, denk ik. Of misschien ligt het aan mijn hart.”
We praten verder over zijn werk. Al snel blijkt dat hij zonder moeite zeventig tot tachtig uur per week draait. Dat hij niet weet hoe het voelt om ‘uit’ te staan. In het weekend drinkt hij, zegt hij, om zijn hoofd stil te krijgen. Vooral op zondag die dag voelt onrustig, leeg. Alsof er iets van hem verwacht wordt, maar hij weet niet precies wat.
Ik werk graag direct, dus ik zeg hem eerlijk: “Je hoeft hier niet te zijn, maar als je dit aangaat, ga ik eerlijk met je zijn. Als jij zo doorgaat, zie ik je over twee maanden terug. Niet voor een gesprek, maar omdat je bent uitgevallen. Overspannen. Lichamelijk op.”
Hij kijkt me aan, zichtbaar geraakt. “Daar heb ik geen tijd voor,” zegt hij kort.
Ik knik. “Nee,” zeg ik, “maar als jij geen tijd maakt, gaat je lichaam het voor je doen. En geloof me dat komt nooit op een goed moment.”
Hij vertrekt, wat stil, misschien ook wat gepikeerd.
Een week later zie ik een gemiste oproep.
Wanneer ik terugbel, klinkt zijn stem broos. “Ik stond vanochtend op de vluchtstrook,” zegt hij. “Druk op mijn borst. Is dit een paniekaanval? Is dit wat je bedoelde?”
Ja. Dat was precies wat ik bedoelde.
En het raakt me telkens opnieuw dat we vaak pas luisteren naar ons lichaam als het begint te schreeuwen.
"Laten we toch maar afspraken in gaan plannen..." hoor ik hem zeggen aan de andere kant van de lijn.